Mededeling nr. 20
Dat wij deze week twee maal iets van ons laten horen, heeft natuurlijk een reden.
Min of meer een prettige reden zelfs. In Mededeling nr. 19» die deze week reeds
zo vroeg hij ons in de hus lag, schreven we o.a.s
De laatste weken ergeren we ons geweldig aan al die lieden, die zeggens "Ik be
grijp niet hoe Ajax bovenaan komt te staan!"
Maar eindelijk begint er bij de andere verenigingen iets te dagen. Ik heb hier na
melijk voor me liggen het clubblad van PSV, waarin de voorzitter van deze vereni
ging, Jan Sibille (tevens penningmeester van de KNHB) na de overwinning op Storks
o.a. het volgende schrijft:
"Vaak heb ik de laatste dagen horen spreken over het bijzondere geluk van
Ajax. Ik geloof dat het goed is hier als mijn mening te geven, dat moeilijk van
geluk kan worden gesproken. Zeker, de Ajacieden behaalden een hele serie bijzon
der kleine overwinningen, die zo op het eerste gezicht even zovele nederlagen had-
•en kunnen zijn. Ik ben echter van mening, dat het geluk met de sterken is, dat
en niet meer van geluk mag spreken, indien een team tienmaal achtereen wint, zelfs
al zijn het steeds zeer benauwde overwinningen. Dan moeten er namelijk factoren
zijn, die dit "geluk" in de hand werken. Ajax heeft aanvallend geen team om over
naar huis te schrijven. Verschillende slagploegen zijn een stuk sterker, maar het
is wel een team, dat aanvallend zeer attent speelt, dat met de weinige kansen, die
het krijgt, woekert en dat daarnaast in staat is door bijzonder geconcentreerd en
enthousiast spel een verkregen voorsprong goed weet te verdedigen. Het is nuttig
om daar eens uitvoeriger over te schrijven, omdat het een voorbeeld betekent, waar
uit geleerd kan worden.
Ajax herhaalt de geschiedenis. In 1941» het kan ook een jaar later of eerder zijn
geweest, zag ik de roodwitten kampioen van Nederland worden met een team, dat ook
zo "gelukkig" speelde. Met een Jan Blomvliet, die geen uitschietende werper was,
maar die de tactiek van het spel beheerste en die zich gesteund wist door teamge
noten, die met hem een hechte eenheid vormden.
Het Ajax van toen en het Ajax van nu wisten met hun krachten te woekeren, zij be
grepen dat honkbal een teamsport is en door hieruit de noodzakelijke konsekwenties
te trekken, bereikten zij resultaten, die eigenlijk onmogelijk waren. Ik wens dit
geen geluk meer te noemen en daarom geloof ik, dat Ajax de plaats die het nu in-
^P^emt verdient."
Kijk, het eerste geluid van de buitenwereld, waaruit blijkt dat er eindelijk iets
gaat doordringen van dat, wat wij al zo lang hebben gezegd. En geloof me, als ik
zeg dat de heer Sibille zonder enig contact hierover met ons tot deze conclusie
is gekomen. Hij benadert de waarheid heel dicht, al zijn we het natuurlijk niet
geheel met hem eens. Onze aanvallende kracht is groter dan hij denkt en één van
onze nog zwakke punten is juist, dat wij nog niet voldoende woekeren met de kan
sen, die wij krijgen. Hoe vaak immers hebben we al niet honken bezet gehad zonder
nullen en tbch kregen we daar geen punten uit.
Dat neemt echter niet weg, dat wij het nodig oordeelden dit goede en zeer zeker
waarderende oordeel van een in dit opzicht buitenstaander van onze vereniging ter
kennis van onze spelers te brengen.
Doe er je voordeel mee. Men gaat nu al lovender over ons spreken en geef daarom
zaterdag a.s., zoals we deze week reeds schreven, de betweters een antwoord, dat
klinkt als een klok:
EEN RUIME, VERDIENDE OVERWINNING OP STORKS.
Amsterdam, 21 augustus 1963.
DE HONKBALCOMMISSIE.