Bob zegt vaak 'snuittegen mij. En met mij waarschijnlijk tegen veel anderen. "Na je veertigste gaat het leven pas hard, snuit", zei hij ooit, in een filosofische bui. Sindsdien staat achter bijna elke zin die hij tegen mij spreekt dat ene woord snuit. Het is dringend tijd voor een analyse. Laten we op zoek gaan naar wat Bob eigenlijk zegt. Wat het betekent als hij iemand 'snuit'. Het woord 'Snuit' staat in de Van Dale, naast andere zaken omschreven als: gelaat, gezicht, hij heeft wel een leuke snuit. Of als vleinaam voor een dier, enz. Maar dat is niet precies wat Bob bedoelt, vrees ik. We lezen verder in het woordenboek. De snuitaap. Ja hoor, hij bestaat! Tot de halfapen behorend dierengeslacht met de snuit van een vos, waartoe de makaak, de mangoe of bruine maki en de makibi behoren. Ahum. En dan: Snuiter, aha, dat zal Bob eerder bedoelen (m.;-s,-tje) (vermoedelijk van het werkwoord snuiten, m.betr.t. de betekenis 'kwant' in de oude betekenis van 'geld afzetten' en dus eigenlijk 'bedrieger'). Bedankt Bob. Maar dan staat er ook: 'aanduiding van een per soon, met een bepaalde gevoelsnuance'. Dat klinkt beter. Als synoniem van 'snuiter' wordt het woord 'kwant' gegeven. Kwant (jonge) vent, syn.: gezel: een vrolijke, losse kwant; snaak, snuiter, gast: een vreem de rare kwant. Kwant, (jonge) vent, syn.: gezel: een vrolijke, losse kwant; snaak, snuiter, gast: een vreem de rare kwant. 2. Kwant (Bargoens) flink: dat vind ik kwant van hem. De volledige synonie- menlijst van 'snuiter' is: Meneer/heer/gabber/ gast/jongen/kerel/knak ker/pief/vent/mijnheer/ basserool/ broger/manspersoon/ heerschap. Ook stuitte ik op het woord snijboon. In een oud woorden boek der Nederlandse taal (1936) vond ik de volgende, waarschijnlijk enig juiste, omschrijving van 'snuiter': 'Term om een persoon met een meestal goedmoedige spot aan te duiden, hem als eigenaardig, ondeu gend of min of meer verdacht te qualificeren Snuiter staat blijkbaar oorspronkelijk gelijk met snotneus en wordt ook bij voorkeur voor jonge personen gebruikt, doch klinkt minder plat en onvriendelijk. Dat van die snotneus blijkt te kloppen. In het ety mologisch, verklarend, woordenboek staat 'Snuiter - Of 'rare persoon' hetzelfde woord is, staat te bezien; eerder moet men aan snotjongen, snotneus denken'. Ik doe gewoon net alsof ik het niet gelezen heb. Wie bladert voor zijn plezier nou in het etymologisch woordenboek? Laten we liever in het buitenland kijken hoe Bob ons, alle snuiters van de wereld, daar noemt. Wat zeggen de Duitsers bijvoorbeeld, niet meteen Bobs meest favoriete volk: Snuiter (snoeshaan): Krauz, Vogel. Een rare snuiter: ein sonderbarer/wunderlichen Kauz/Heiliger. In het Frans is een snuiter een 'Hurluberlu'. Uit Bob zijn mond klinkt het dus in Frankrijk: "Hé hurluberlu, heb je sigaretten bij je?" Nee, dat zal Bob nooit zeggen. Een rare snuiter, op z'n Frans, weer wel: un dröle de coco. In het Engels is een snuiter een: customer, cuss, dick duck. Een rare snuiter: a strange guy/specimen/bloke, a weirdie/weirdo, an odd chap/fish; an oddball. Ook in Zuid-Europa kennen ze de snuiter. In Spanje is het een tipo of tio. Een rare snuiter: un tipo extrano/raro, un tipejo. En in Italië noemen ze ons soort snuiter 'un tipo strano'. ledereen die zichzelf een beetje in deze voorbeelden heeft kunnen herkennen, weet nu dat Bob niet zomaar 'snuit' tegen je zegt. Als Bob je 'snuit' dan ben je een bruine makaki, een bedrie ger, ondeugend, een snotneus, a strange bloke en een tipo strano. Maar veel meer dan dat nog: een geestverwant, een gezel, een gast, een gabber, een kwant, een broger, a bloke en un dröle de coco. Als Bob, meestal na een gewonnen wed strijd, zegt: 'Whisky, snuit? Dan weet je dat leeft. Gefeliciteerd Bob Haarms, 65 jaar snuit. Mark van den Heuvel (journalist Sportweek)

AJAX ARCHIEF

Fanclub Bobby Haarms (1993-2000) | 1999 | | pagina 24