zou Van Os zeggen dat ik werk weigerde. Wat jij
stiekum hoopte. Dan had jeme pas echt goed
beet. Dan zou ik hem knijpen.
Maar toen jij terugkwam, met Van Os, zei ik: het is
goed, ik ben er.
En daar had je niet opgerekend. En dus vertelde je
toen dat het een geintje was. Wie had nu wie
beetgenomen, Bob?
De anekdote is typerend voor onze verhouding.
Beiden hielden we van een geintje. Maar beiden
konden we ook wanneer dat nodig was bloedseri
eus zijn.
Je weetm'n hart ligt nog steeds bij Ajax. Maar
die band is mede ook voor een groot deel door
jou gekomen. En ik waardeer het nog steeds dat
je me destijds hebt uitverkoren voor die prachtige
prijs: de Bobby Award.
Sonny Silooy
Hoe lang kennen we elkaar al niet? Wat hebben
we met ons clubje een hoop meegemaakt. Een
hoop moois meegemaakt. We hoeven elkaar niet
al te uitgebreid te vertellen dat we elkaar enorm
waarderen. In het bijzonder waardeer ik dat jij en
ook Til altijd een open hart en huis voor mij heb
ben gehad en nog steeds hebben.
Enfin, genoeg, je zult er verlegen van worden.
Eén anekdote wil ik nog wel naar voren halen
Gerard van der Lem had zich, toen hij nog bij FC
Amsterdam speelde, in Voetbal International nega
tief over jou uitgelaten. Hij zou van jou toen hij in
de jeugd bij Ajax speelde van jou geen kans heb
ben gekregen.
Dat moest natuurlijk gewroken worden. Die kans
deed zich voor, omdat niet lang na dat interview in
V.l. hij met FC Amsterdam tegen ons zou spelen.
Vóór de wedstrijd in De Meer zei ik tegen je: "Bob,
vanmiddag komt-ie aan de beurt". Maar de wed
strijd duurde en duurde maar en ik deed nog
steeds niks. Jij zat je te verbijten op de bank, zo
van: wanneer pakt die Suurbier hem nou eens
aan. Vijf minuten voor tijd was het echter zo ver. Ik
haal hem genadeloos onderuit. Reken maar dat
die dat heeft gevoeld.
Na afloop vroeg jij, waarom ik zo lang had
gewacht.
Ik zei: "Maar Bob, als ik eerder wraak had geno
men, had hij mij nog terug kunnen pakken. Maar 5
minuten voor tijd had hij daarvoor de kans niet
meer".
Enfin, je zult het je nog wel herinneren.
Wim Suurbier