Pd) gl©6[i(j (ËDIÜMd t^D_n(a] de Meer
Het gedwongen vertrek kwam Ajax niet slecht uit. De verre ligging van de stad en de beperkte ruimte voor
bijvelden irriteerden club al langer.
De keuze van Ajax viel op een stuk polder in de Watergraafsmeer, ten oosten van het centrum. Daar,
ten hoogte van de huidige Johan van der Waalstraat en het Christiaan Huygensplein, huurde Ajax twee
voetbalvelden. Een ruimte in café Brokelmann aan de overkant van de straat werd gebuikt als kleedkamer.
Langs het veld werden wat stoelen geplaatst en planken neergelegd. De Haarlemse aannemer Jan Nibbeling,
ook verantwoordelijk voor het perfecte terrein van V.V. Volharding, werd in 1911 aangesteld. Hij kreeg de
opdracht het Ajax-terrein, met een grootte van 114 bij 77 meter, gelegen achter de hoeve Berckshoven, te
bewerken tot een aan alle eisen voldoend voetbalterrein.
Hij moest daartoe eerst alle graszoden [met een dikte van 10 cm], verwijderen, daarna de ondergrond gelijk
maken en rollen en vervolgens de graszoden terugplaatsen.
Belangrijk daarbij was dat het veld vanuit het midden een lichte helling van acht centimeter naar de
zijkanten zou hebben. Rond het veld werd voor het eerst in de Ajax-geschiedenis echte tribunes gebouwd:
een overdekte tribune aan de lange zijde en een staantribune achter een van de doelen. Er kwam ook een
kleedgelegenheid.
In de moderne accommodatie boekte Ajax aanvankelijk geen beste resultaten. De allereerste thuiswedstrijd in
de Eerste Klasse West tegen V.O.C. ging met 2-0 verloren. Twee seizoenen lang wist Ajax zich te handhaven,
totdat in 1914 degradatie volgde. Toch hadden deze resultaten op de publieke belangstelling voor Ajax geen
al te nadelige gevolgen. Sterker nog: de club werd alleen maar sterker nadat in 1913 de zakenman Wim
Egeman voorzitter van Ajax werd. Hij kocht in 191 6 de Ajax-velden op en liet het complex opknappen. Er werd
nog een staantribune achter het doel gebouwd en de andere lange zijde kreeg een open zittribune. Reeds één
jaar later kon het eerste grote feest in het stadion gevierd worden, toen Ajax eindelijk naar de Eerste Klasse
West promoveerde. Een van de festiviteiten bij het vieren van een kampioenschap was het hijsen van de
clubvlag op het dak van het stadion. Honderden Ajax-supporters dromden voor de eretribune samen om dat
heuglijke feit van dichtbij te ondergaan.
Tot ver in de jaren twintig was het houten stadion berekend op de toeschouwers aantallen van die tijd.
Ajax zat in een mindere periode en de splitsing van de Eerste Klasse West in twee afdelingen zorgde voor
een daling van het niveau. Echter, met het toenemen van het niveau van het Ajax-spel, begin jaren dertig,
kwam de behoefte aan stadionuitbreiding wéér aan de orde. In de herfst van 1931 werd de open zittribune
met 1600 plaatsen uitgebreid. Die uitbreiding ging ten koste van de staanplaatsen, zodat ook die tribunes
werden verbouwd en vergroot. Al deze verbouwingen waren gerommel in de marge. Het Ajax-stadion was,
door de oorspronkelijke bouw niet wezenlijk te vergroten. De laatste vertimmering vond plaats voor de
kampioenscompetitie van 1934, toen een houten noodstaantribune aan de Middenweg-kant werd gebouwd.
Het bleef echter vechten tegen de bierkaai. In 1933 was reeds besloten om te gaan verhuizen.
De Meepsche Helden 2009
Op 11 november 1 934 werd de laatste competitiewedstrijd gespeeld in het houten stadion, nota bene tegen
rivaal Feyenoord. Dat het stadion veel te klein was, bleek ook weer die middag. Sommige mensen konden niet
meer op de volgepropte tribunes (15.0Q0 toeschouwers] terecht en belandden vlak langs de zijlijn.