H O© IMOg® taXMd M de Meer I et lied "Ga je mee, ga je mee naar het Ajax-stadion, daar zitje zo gezellig bij elkaar." was een van de hits bij de viering ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Ajax. De teneur van het lied, dat gezongen werd door Truce Speijk en Johan Boskamp en in de jaren zestig ook nog eens een keer door Willy Alberti op plaat werd gezet, was de knusheid die op de tribunes van het Ajax-stadion heerste. Met het Ajax-stadion bedoelde men het in december 1934 geopende stadion aan de Middenweg. Die gezelligheid kon nooit slaan op de sfeer van de eerdere Ajax-complexen. Voetbalstadions bestonden namelijk niet aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw in Nederland. Toen Ajax in 19GG opnieuw werd opgericht, ging men niet op de meest toegankelijke plek haar thuiswedstrijden spelen. In die tijd betekende voor Amsterdammers een trip naar de andere kant van het IJ niets minder dan een wereldreis. De leden waren dus al snel echte "wereldburgers". Voor de tegenstanders was de uitwedstrijd tegen Ajax helemaal een hele onderneming. Het allereerste Ajax-veld bevond zich op ruim een kwartier lopen van de aanlegplaats van de kettingpont. Aangezien er geen andere openbare middelen van vervoer waren, was men ook daadwerkelijk aangewezen op de benenwagen. Het Ajax-veld, gelegen in de Buiksloterham, had een grootte van 14.000 vierkante meter. Het lag tussen uitgestrekte boerenvelden. Sterker nog: het maakte er deel van uit. Aan terreinhuur betaalde Ajax honderd gulden per seizoen. Dat was niet veel als men in ogenschouw neemt dat er een groeiend gebrek aan bruikbare voetbalvelden ontstond. Ajax speelde haar eerste competitiewedstrijden in de eerste klasse van de Amsterdamse voetbalbond. Kampioen werd men niet maar op de een of andere manier was er wel reeds een voorsprong genomen op de andere clubs; Ajax beschikte in 1901 reeds over een heuse kleedkamer, een ongekende luxe in die tijd. Het was gebruikelijk dat spelers zich na afloop van de wedstrijden in de openlucht omkleedden en zich in de sloot wasten. In 1901 verhuisde Ajax naar een veld dat beter bereikbaar was. Het terrein lag weliswaar nog steeds aan de Laarweg, maar bevond zich nu nog maar op vijf minuten loopafstand van het tolhuis. Dat tolhuis fungeerde ook maar meteen als kleedkamer. De spelers van beide partijen kleedden zich daar gezamenlijk om en liepen dan rustig de vijf minuten naar het voetbalterrein. In 1907 werd de club gedwongen opnieuw te verhuizen. Er moesten huizen worden gebouwd aan de Laanweg en in de buurt was een industrieterrein voorzien.

AJAX ARCHIEF

Fanzine De Meersche Helden (vanaf 2008) | 2009 | | pagina 14