'Het is
volbracht,'
denkt hij
ongelovig
en vol
ontzag
Terwijl hij de keuken inloopt en een pak Appelsientje uit de
koelkast trekt en dat direct aan zijn keel zet, boren meer beelden
van de nacht zich een weg naar boven, en een onbestemd gevoel
krijgt de overhand op hem. Hij ziet flarden van de gekte op het
Leidseplein, de vernielingen, de zoektocht naar zijn meisje. In
bekende kroegen dacht hij haar te zien, maar steeds was het een
ander. Juist deze nacht wilde hij haar zien. Maar het was te laat.
Alles werd zwart.
Hij schudt de gedachten van zich af, trekt een joggingbroek en
een zwart Metallica T-shirt aan, en loopt de kamer in. Op het
zwarte spiegelglas van de salontafel liggen sporen van wit
poeder, ernaast ligt nog wat white widow. Hij maakt een joint,
pakt een halfleeg flesje bier en laat zich op de bank zakken. 'Als
ik nu muziek opzet, krijg ik geheid ruzie,' denkt hij. Boven hem
woont een Turkse familie. Elk weekend hoort hij onvervalste
teringherrie uit Turkije. Uit een diepe spleet tussen de rugleuning
en een zitkussen van de bank, vist hij een revolver. Hij contro
leert of de enige patroon die nog over is, in de kamer zit. Dan
steekt hij het wapen weer terug in de spleet en bedekt die met
een klein zwart kussen.
In dit huis woonden ze samen. Zij was beeldschoon, ze had de
mooiste ogen die hij ooit had gezien. Turkoois. Voor haar had hij
de vloer geschuurd, geschilderd, gelakt, geschilderd, gelakt,
opnieuw geschilderd om de juiste kleur turkoois te krijgen, en
opnieuw gelakt. Nu leek het of je door de vloer heen kon kijken,
waardoor de kamer hoger oogde, en de kleur was precies als van
haar ogen, als van de Middellandse Zee, de lichtgroenblauwe
branding.
Op een dag schreef ze hem dat ze al een halljaar een ander had.
Het huis werd leeg en koud.
Zij werd schrijfster.
Ze noemde zich Josine Saffraan, omdat ze haar echte naam,
Josine Grutter, te bekrompen vond.
Ze schreef een boek.
Over hem.
Over Roy.
Dat had ze beter niet kunnen doen.
55