netvlies. Hij ligt half ontkleed en scheef op bed. Het dekbed
ligt op de grond.
Hij kijkt vertwijfeld naar een wedstrijd van het Nederlands
elftal en kan maar niet ontdekken waar die wordt gespeeld. Het
moet in het Olympisch Stadion zijn, maar waar is de wieler
baan dan? Als het in Istanbul is, spelen die Turken zomaar twee
thuiswedstrijden zonder dat Oranje protesteert. Alleen Peter
van Vossen lijkt het te beseffen en als een woedende stier jaagt
hij op elke bal. Opeens onderschept hij een breedtepass en
direct sprint hij naar voren. Vlak voor het strafschopgebied
wordt hij ingehaald door een verdediger die een vliegende
schaar van gewapend beton inzet. De smeerlap raakt Van
Vossen net onder de knieën en beide benen breken met een
scherp gekraak af.
Daar staan ze, zijn kuiten, rechtop in de voetbalschoenen.
Peter ligt er een paar meter vandaan en even is het doodstil.
Dan ziet hij zijn afgerukte stompen en begint hij hees te
krijsen, het geluid overstemt alles in het stadion. Niemand weet
wat er moet gebeuren en onophoudelijk bralt Van Vossen het
uit. Roy kijkt ademloos toe. Scheidsrechter Mario van der
Ende komt op een draije aangelopen en schudt voortdurend het
hoofd. Resoluut wuift hij alle protesten van de geschrokken
Oranjespelers weg. Met driftige gebaren stuurt hij de aanstor
mende verzorgers met brancard, terug het veld uit. Vervolgens
loopt hij met een norse uitdrukking naar Van Vossen, pakt
beide onderbenen op en werpt ze achter de doellijn. Hij beveelt
dat het spel door moet gaan en tegen de gehalveerde speler
zegt hij"Stel je niet aan man, je bent niet kapot te krijgen. Sta
op en voetbal!
Huhhh! Met een schok wordt Roy wakker. 'Ik heb het
gedroomd,' denkt hij, 'Van Vossen is nog heel.' Verdwaasd
kijkt hij voor zich uit, zijn hart bonkt in zijn borst. Hij is zich
kapot geschrokken. 'Ik zag toch duidelijk zijn onderbenen
staan, het bloed spoot eruit, verdomme.
Hij blijft liggen en ziet door de kieren van de luxaflex dat
het al licht is geworden. Zijn hoofd voelt aan ak een ijzeren
sloopkogel en hij draait zich op z'n buik om verder te slapen,
maar steeds sterker dringt tot hem door dat hij enorm moet
pissen. Steeds als hij in slaap dreigt te vallen, geven zijn geteis-
'Stel je niet
aan man, je
bent niet
kapot te
krijgen.
Sta op en
voetbal!
a
51