gebouw. Een gebouw, nee een monument, elke
centimeter ademt traditie, historie en bovenal
succes. Het zweet, de tranen en zelfs bloed van
vele generaties Ajax-supporters ligt hier op de
aan erosie onderhevige trappen. De helle
lampen zijn gericht op misschien wel het mooiste
veld ter wereld, geen veld, een mat.
leder heeft zijn eigen plaats, waar hij zich het
lekkerst voelt. Groepen onder het scorebord,
onderaan bij het hek, gewoon midden in het vak.
Elk plekje zijn eigen gevoel, zijn eigen passie.
Het vak in meteen links, bukken onder het hekje
door, tien treden omhoog en weer links. Mijn
eigen magische plek. Boven de ingang van vak
SS, de trots van Amsterdam. Vrij zicht over de
altijd tijdelijke woning van de halfgod Ajax. In de
handen het hek van de ingang, net uit de
verdrukking. Wachten, lang wachten, nooit
eindeloos wachten. Nog even zitten. Een steeds
gespannener blik op het horloge, bijna tijd. De
muziek schalt, Freddy Mercury's stem klinkt, de
stem van vijftigduizend supporters klinkt, ineens
links het geknetter van de eerste fakkel, rechts
ook, voor, achter, overal. Beneden begint een
oorverdovend geknal, de rook wordt dicht, de
wereld kleurt rood. Sjaal voor de mond. De
spelers komen het veld op. Kippenvel, overal,
trots, bijna tranen, zo mooi.
Enkele minuten duurt het, dan is de wereld weer
zijn gewone grijze kleur. Maar die eerste
seconden, de rook hangt nog in dikke wolken
over het veld, het eerste lied wordt nog niet door
de F-Side ingezet. Dat moment, daar achter het
hekje in vak SS, dat is waar voetbal om draait.
Trots, spanning, liefde, saamhorigheid en
hoopvolle verwachting. God wat mis ik het.