WHO
IJCK
ril'
De enige echte mister-Ajax op supportersgebied, zo mag je de nu 84-jarige Ajax-supporter Dé,
Deetje voor intimi, wel noemen. Want welke andere supporter kan zich erop beroepen al 73 jaar
zo goed als onafgebroken alle wedstrijden van Ajax 1 te bezoeken? En welke andere supporter
kan aantonen vanaf het seizoen 1949-1950 ieder jaar een seizoenkaart te hebben gekocht? En
wie kan naar eer en geweten beweren tussen de 4.000 en 5.000 wedstrijden van Ajax te hebben
bezocht, om nog maar te zwijgen van een ontelbaar aantal trainingen? En tot slot: wie presteert
het om al jarenlang bij uitwedstrijden naar binnen te glippen? ("Ik wil het je wel vertellen hoe wij
dat doen, maar je mag er niet overschrijven. Anders procedeer ik tegen jullie", aldus Dé). Hieronder
een monoloog van een wel heel bijzondere Ajax-fan in hart en nieren.
1927
Vanaf mijn elfde jaar ga ik al naar Ajax, mijn eer
ste wedstrijd was die om het Nederlands kam
pioenschap tegen Velocitas in 1927. Als ik het
mij goed herinner wonnen we die wedstrijd met
7-1maar dat kan fout zijn (inderdaad, het was
"slechts" 5-1, red.). Waarom ik ging? Nou
gewoon, omdat ik dat wilde, als geboren en
getogen Mokummer. Ajax trok mij aan, dat zit in
mijn bloed. Het is een virus waarvoor ik dank
baar ben dat ik het heb. Ik ben niet bang dat ik
dat zal kwijtraken. Tegenwoordig hebben we
veel, zoals ik het noem, "conjunctuur-Ajacieden".
Gaat het goed, dan komen ze. Gaat het slecht,
dan zeggen ze 'de moord'.
Een staanplaats kostte destijds een dubbeltje.
Ik voetbalde zelf ook in die tijd. Als ik vrij was of
als het was afgelast, ging ik altijd naar Ajax. Ik
stond dan altijd achter de goal in het oude hou
ten stadion aan de Middenweg bij de boerderij,
waar nu de Chinees en Albert Heijn zit. In die tijd
trok Ajax veel publiek, zo'n 10.000 man was er
altijd wel. Mijn eerste uitwedstrijd moet geweest
zijn toen ik een jaar of dertien was, waarschijn
lijk met de boot naar Zaandam, tegen ZFC.
Rottigheid was er in die tijd nog niet bij het voet
bal, wel rivaliteit. Niet met feyenoord, maar met
je stadgenoten DWS en Blauw-Wit. Vooral
Blauw-Wit, dat was de erfvijand. Tegenwoordig
is er veel meer agressie. Vroeger was er eigen
lijk geen agressie, je zat gewoon door elkaar. Je
jende een beetje, maar voor de rest gebeurde
er helemaal niets.
Toendertijd werd er ook veel gezongen maar niet
zo in die mate als nu. En andere liedjes. De Ajax
Marsch. Maar vooral veel "Ajax, Ajax". En later
Piet Hein (De Zilvervloot), "Ajax olé" van Willy
14
Alberti en "Op een slof en een ouwe voetbal
schoen".
De oorlog
Ik ben zolang mogelijk bij Ajax blijven komen,
totdat het te gevaarlijk werd. Er stond op een
gegeven moment een bord "voor Joden verbo
den" en omdat ik toevallig tot het zeer uitverko
ren volk behoor, kon ik er toen niet meer heen.
Ik ben een jaar bij verschillende mensen onder
gedoken. daarna ben ik bijna altijd op pad
geweest. In het begin van de oorlog stal of kocht
ik samen met een vriend persoonsbewijzen. Die
gaf ik aan arme mensen of verkocht ze voor veel
geld aan
de rijken.
Van dat
geld koch
ten we dan
weer ande
re per
soonsbe
wijzen. Zo
heb ik veel
Joden kun
nen hel
pen. Ik ben
daarvoor
onder
scheiden
door het
(foto: Mike Verhoef)