De jongen met het colakrat
Na het verlaten van de middelbare school verlies je de meeste klasgenoten doorgaans uit het oog. Met een
enkeling blijft de vriendschapbijvoorbeeld dankzij Ajax. Als je tien jaar later iemand tegenkomtzonder
hem of haar in de tussentijd te hebben gezien, valt het meestal vies tegen. De burgerlijkheid heeft
toegeslagen: men heeft carrière gemaakt, is getrouwd en heeft kindertjes. De gang naar het stadion wordt
niet meer gemaakt. Slechts een enkeling begrijpt na al die jaren nog steeds waar het écht om draait: voetbal,
drank en vrouwen, in die volgorde.
Op oudejaarsavond werd ik aangenaam verrast toen ik op het feest in de Arena (de voormalige Sleep In)
Daan tegenkwam. Hij vertelde dat hij nog regelmatig naar Ajax ging, had het één en ander gedronken en
had zijn vriendin bij zich. Hij begreep het dus nog. Met betrekking tot Ajax viel het me op hoe goed hij op de
hoogte was van alles wat er op dit moment speelt en dat hij daar ook een uitgesproken mening over had.
Het idee voor een interview kwam spontaan bovendrijven en zo kon het gebeuren dat we elkaar twee
maanden later in een café opnieuw ontmoetten. Met versterking van Mike, met wie ik nog steeds naar Ajax
ga, werd het een bijzonder aangenaam weerzien.
DAS: "Ik weet dat jij al heel jong naar Ajax ging, wanneer was je eerste wedstrijd?"
Daan: "Dat is FC Amsterdam - Ajax geweest in het seizoen '75-'76, ik was een jaar of zeven en ging met mijn vader
mee. Ik zat op een stapel van die met schuimrubber gevulde plastic kussentjes die toentertijd voor de wedstrijd
werden uitgedeeld. Ik ging ook regelmatig met mijn vader bij het tweede kijken waar onder andere Simon Tahamata
in speelde."
De eerste wedstrijd van Daan: de kampioenswedstrijd van Ajax tegen FC Amsterdam in een verregend OLympisch Stadion.
DAS: "Vanaf wanneer had je een seizoenkaart en in welk vak stond je?"
Daan: "Dat was vanaf het seizoen '76-'77 en ik stond in vak O/P. Dat is een verhaal apart. Je kon toen bovenaan de
tribune door een opening in het hek nog gewoon van het ene naar het andere vak lopen. Op de denkbeeldige
scheidslijn tussen vak O en P stond ik op een colakrat naar Ajax te kijken, anders zag ik niets, ledereen kende mij
op vak P vanwege dat colakrat en mijn rode haar. Dat krat moest ik altijd zelf tillen van mijn vader, anders mocht ik
niet mee. In 1980 ging ik op zondag zelf voetballen en kon ik niet altijd naar Ajax. Uiteraard kon ik nog wel op de
zondag beslissen of ik na mij eigen wedstrijd nog naar Ajax zou gaan. Iets wat nu dankzij de clubcard uitgesloten is.
Ik heb wel een tijdje een clubcard gehad, maar de laatste tijd ga ik alleen nog op uitnodiging en dan zit ik meestal
eretribune. Op dit moment vind ik het voetbal te slecht om er voor te betalen."
DAS: "Waarom stond je niet op vak F?"
Daan: "Ik ging altijd met mijn vader mee en die stond op vak P. Op een gegeven moment voel je je daar thuis. Ik
heb wel eens op F of een ander vak gestaan, maar dan raakte ik helemaal gedesoriënteerd, ik begreep er niets
meer van. Dan wilde ik weten wat de stand was en zocht ik over mijn schouder naar het scorebord, wat uiteraard
aan de andere kant hing. Aan sommige dingen raak je gewoon gehecht en die moet je dan ook niet veranderen.
30