Who the fuck isCindy?
Direct nadat Ajax in Nijmegen tegen NEC scoorde
kroop Cindy uit haar moeders buik naar buiten. Was
het haar daarbinnen te benauwd geworden of was
zij aangetrokken door het gejuich van haar vader die
via de radio fel meeleefde met zijn Amsterdamse
helden? Cindy houdt het op het laatste. DAS had een
lang gesprek met deze bijzonder fanatieke jeugdige
Ajax-fan. Welk meisje bezoekt immers al jarenlang
in haar eentje zo goed als alle wedstrijden van het
eerste Ajax-elftal? Om in de voetbalsfeer te geraken
kozen we als locatie het vlakbij het Centraal Station
tussen de Damrak en de Nieuwendijk gesitueerde
voetbalrestaurant Rosmarijn
Vak C
Al in mijn jeugdjaren had Ajax een geweldige aantrekkingskracht op mij. Vaak zat ik met tranen in mijn ogen van
ontroering naar de TV te kijken. Toen Ajax een keer bij mij in de buurt tegen AGOVV speelde, besloot mijn vader,
een regelmatig bezoeker van De Meer, mij een keertje mee te nemen. Uiteraard vond ik het prachtig en was vanaf
dat moment voorgoed aan Ajax verslingerd. Toen ik op mijn vijftiende met mijn vader het Amsterdam-toernooi
bezocht, kreeg ik zelfs zo de smaak te pakken dat ik besloot een jaar zakgeld bij elkaar te schrapen en hier een
seizoenkaart voor te kopen. Vanwege veiligheidsredenen en omdat ik niet zo groot was (en trouwens nog steeds
niet ben), werd het het ongereserveerde gedeelte onderin het zitvak C in het midden van de Eretribune (de latere
Jaap van Praag-tribune). In dat vak was het in het begin best wel leuk, vooral omdat je er veel bekende
Nederlanders zag. Ook zaten er vaak jeugdspelers van Ajax en geschorste spelers en spelersvrouwen van de
tegenpartij. Wat zijn die Utrecht-vrouwen trouwens dom zeg, die hoorde je af en toe dingen zeggen als "ik weet nou
nog steeds niet wat buitenspel is". In het Olympisch Stadion kwam ik met mijn seizoenkaart in vak A terecht, waar
ook de nu altijd op de lange zijde hardlopende Hans (ook wel bekend onder de bijnamen "gekke Eddie" of "Danny",
omdat hij altijd een Ajax-shirt met nummer 3 draagt) zat.
Omdat ik op een gegeven moment met mensen van mijn eigen leeftijd wilde optrekken, ging ik regelmatig met mijn
seizoenkaart C op de F-Side staan. Uiteindelijk ging ik definitief over naar dit fantastische vak.
Een meisje en voetbal
Bij mij in het dorp (Twello, red.) verklaart iedereen je voor gek als je zegt dat je Ajax leuk vindt en als je dan ook nog
zegt dat je er iedere week heengaat, begrijpen ze het helemaal niet meer. De enige conclusie die ze hieruit kunnen
trekken is, dat ik op één van de spelers verliefd moet zijn. Alsof een meisje niet alleen voor het voetbal (en uiteraard
de sfeer) naar Ajax kan gaan! Om van dat gezeur af te zijn zeg ik dan altijd maar dat ik voor Van der Sar ben, dan
zoeken ze er tenminste niets achter. Die vooroordelen komen voornamelijk door die Dani-meisjes. Dat zijn van die
meisjes die zich op hun paasbest aankleden in de hoop dat Dani ze er uitpikt. Ze denken dat ze verliefd zijn op
iemand die ze niet eens kennen. Dat soort meisjes kan beter op het Rembrandtsplein op een terras gaan zitten,
dan zien ze jongens die voor hen veel bereikbaarder zijn.
De trots en angsten van een Ajax-supporter
Ik ben een echte Ajax-gek, de hele vereniging trekt mij aan; ook de E'tjes en D'tjes zie ik graag spelen. Daarnaast
ben ik gek op Amsterdam. Het Nederlands elftal trekt me minder. Ik zie mij niet zozeer als een voetbalfan, maar
meer als een Ajax-fan. Als je een voetbalfan bent, zou je per seizoen van club kunnen switchen; dan zou je dit jaar
waarschijnlijk niet voor Ajax zijn.
Uiteraard trekt het voetbal van Ajax mij. Wat mij echter ook trekt zijn de arrogantie (wij zijn de beste, punt uit) en de
sfeer, dit laatste vooral bij uitwedstrijden. Daar wil iedereen hetzelfde, namelijk winnen. En het fanatisme dat
hiermee gepaard gaat, vormt je tot een eenheid. Het absolute hoogtepunt op dit gebied is uiteraard de uitwedstrijd
tegen feyenoord.
Ik ben gigantisch trots op Ajax. Ze hebben gewoon alles gewonnen wat er maar te winnen valt. Het is soms moeilijk
te geloven wat ze allemaal hebben bereikt, als club uit een klein landje.
Tijdens de laatste minuten in Wenen (Ajax-Milan) en de penalties in Tokio (Ajax-Gremio) stond ik ware
doodsangsten uit. Op dat soort momenten vind je het namelijk zó mooi als ze het zouden halen. Er zijn zoveel grote
clubs en dat jouw club het nu net bereikt. Je wilt op zo'n moment zo graag dat je wint, omdat je het bijna als
onmogelijk beschouwt, dat je doodsbang bent dat het niet gebeurt. En dan kun je dus nagaan hoe je je voelt als je
het hebt gehaald.
14