Schoffies
Melchiot is blij dal hij zijn oude vriendschappen in ere kan houden. Want vanaf de tribunes mag hij dan als
'super' worden aangemerkt, Mario is en blijft een gewone, rustige Amsterdammer. En dat wil hij graag zo houden.
"Mijn vrienden komen elke wedstrijd kijken. Dat vind ik belangrijk. Die jongens wil ik nooit vergeten. We zijn
samen opgegroeid en spraken vroeger met elkaar over Ajax. Nu speel ik er, maar mijn vrienden, ook degenen
die op de F-Side staan, zorgen ervoor dat ik normaal blijf. Net als mijn broers en zussen. We hebben allemaal
hetzelfde meegemaakt in onze jeugd. Er is niet zoveel verschil tussen de mensen op de tribune en mijzelf.
Alleen op het moment dat ik in het eerste van Ajax mocht spelen, werd ik bekend. Veel voetballers komen
trouwens van de straat. Je bent een schoffie en dat blijf je altijd een beetje. Maar je leven wordt wél behoorlijk
omgegooid als je in de grote voetbalwereld terechtkomt. Je wordt dus een modern schoffie."
Melchiot is wars van sterallures. Tegelijkertijd beseft hij dat hij niet altijd de toffe peer kan uithangen. "Ik kan niet
tegen iedereen hetzelfde reageren. Ik heb ook wel 'ns haast. Ik wil graag positief tegenover alle mensen staan,
of ze nu voetballen of niet. Maar dat kan niet altijd. Soms vind ik dat moeilijk, omdat mensen dan denken dat je
verwaand bent. Maar als ik mei een vriend van me wil praten, die op weg is naar zijn werk, dan heeft hij ook
geen tijd voor mij." De aandacht die bij het spelen in een topclub hoort, bevalt Melchiot wel. "Zodra je bij Ajax
speelt, vragen veel mensen je aandacht. Ik begrijp niets van mensen die daarover klagen. Dan had je niet bij
een grote club moeten gaan spelen. En als je geen zin hebt om aangesproken te worden, dan blijf je toch een
dagje thuis. Dat doe ik zelf bijvoorbeeld altijd op de dag voor een wedstrijd. Als ik in de stad ben en uitga, dan
vind ik het juist leuk als mensen met me willen praten. Ik weet dat de meesten op me afstappen, omdat ik een
voetballer ben. Het is normaal dat voetbal en Ajax de eerste onderwerpen van gesprek zijn. Maar het leukste
vind ik het, als het uiteindelijk uitdraait op een goed gesprek over andere dingen in het leven. Daar kan ik dan
ook weer van leren."
Sfeer
De 'gelegenheidssupporters' kunnen wat Mario Melchiot betreft ook wat van de trouwe fans leren. Er zou best
wat meer gezongen mogen worden, vindt hij. "Het liefst zie ik bij alle wedstrijden de sfeer zoals die bij Champions
Leaguewedstrijden of tijdens Ajax-feyenoord in het stadion hangt. Want als de sfeer goed is, spelen wij beter.
Wij voelen hetzelfde als de fans na zo'n wedstrijd. Die zeggen: 'We hebben vandaag Ajax gezien en we hebben
genoten', wij zeggen: 'We hebben vandaag voor Ajax gespeeld en we hebben genoten.' De supporters die
negentig minuten voor ons zingen, raken ons echt van binnen. Natuurlijk, een vol stadion is mooi, maar
aanmoedigingen zijn nog belangrijker. Het maakt voor een speler zoveel verschil. Toen er een tijdje geleden een
protestactie was, waarbij de fans één helft niet zongen, merkte je dat direct. Je voelt je niet prettig in een doods
stadion."
Melchiot moet echter wel bekennen, dat hij de Arena soms door een roze bril ziet. Als één keer het 'Super Mario'
door 'ons' multifunctionele amusementspaleisje schalt, is zijn dag weer goed. "Als je je eigen liedje hoort, vergeet
je alles. Soms merk je niet eens dat er verder weinig wordt gezongen. Ik ben er trots op dat ik op m'n twintigste
al een eigen lied had. Dan voel ik de waardering. De supporters zien kennelijk datje vooruitgaat. Ze groeien als
het ware met je mee."
Die vooruitgang moet nu tot een defintieve doorbraak leiden, vindt Melchiot. Hij past ervoor tot z'n pensioen als
'talent' door het leven te gaan. "Ik heb laten zien dat ik kan voetballen. Natuurlijk, ik ben pas 21, maar ik wil niet
constant worden gezien als 'die jonge jongen'. Als je op dit niveau wilt presteren, mag je niet steeds terugvallen
op je leeftijd. In mijn beginperiode bij het eerste speelde ik bijna alles. Daarna een half jaa niets, en nu weer wat
meer. Dat moet veranderen. Ik vraag me soms wel eens af, waarom ik geen reden krijg voor het feit dat ik steeds
weer overnieuw moet beginnen. Maar dat heeft weinig zin. Ik ga er gewoon voor. Ik zal laten zien dat ik hoor te
spelen."
33