V Beste DAS, In het Parool van 17 juni 1998 stond een ingezonden brief met als kop "Commercie voedt vandalisme". Hier volgen enkele citaten die de strekking van de brief goed weergeven: Er ontstaat een aanzienlijke groep steeds wisselende 'business relations', die eens in de zoveel tijd uitgenodigd worden door een vrindje om eens in de Arena te komen dineren. Aan de andere kant ontstaat een groep fans die zich temidden van het voorgenoemde gezelschap maar wat graag manifesteert als de outlaws van het stadion. Ze zetten zich af tegen de rest van het publiek, geven af op het grote geld en vervallen daarbij in grof en agressief gedrag. Ik wil het betoog aanscherpen en de kop van het artikel vervangen door "Vandalisme als oplossing commercie". Volgens mij heeft de commercie het bestuur van Ajax in een ijzeren greep en drukt het een zware stempel op de beslissingen die zij neemt. Heel Nederland (rotterdam uitgezonderd) is inmiddels Ajax-supporter en dus wordt er over de grenzen gekeken. De comercieel directeur noemt het globalisering. De Amerikaanse kreten in de Ajax- productgids en het glimpak van Van der Sar geven de richting aan die het bestuur met 'het product Ajax' op wil. Bij de beursgang werd aangegeven dat de merchandising voor Ajax zeer belangrijk wordt, maar dat deze niet ten koste zal gaan van het Ajax-gevoel. Wat dat Ajax-gevoel voor het bestuur inhoudt is er helaas niet bij verteld. Ik denk dat ervoor het bestuur twee belangrijke aspecten zijn die de pijlers vormen voor het Ajax-gevoel. Dat zijn het aanvallende spel en het feit dat Ajax altijd en overal wint. Helaas verschuilt het bestuur zich achter deze punten. Het argument dat telkens wordt aangevoerd is dat er geld in het laatje moet komen. Met dit argument probeert het bestuur al zijn beslissingen te rechtvaardigen. Het is telkens weer een zwakke dooddoener. Schijnbaar houdt de Ajax-cultuur voor het bestuur bij deze twee punten op. Het laat bij mij een vieze smaak achter als Ajax een Europacup I wint, terwijl ik in een anti-stadion naar Champy moet kijken en een nepembleem op het shirt zie. Sportieve successen vergoeden veel, maar niet alles. Enkele seizoenen geleden heeft De bank het Ajax-bestuur voorgesteld om in de kleuren van de bank te gaan spelen (groen-geel). Ajax is toen nog niet op het aanbod ingegaan, maar een garantie voor de toekomst is dat allerminst. Een club die zelfs zijn eigen embleem verkoopt ten gunste van de commercie staat niet erg sterk in zijn schoenen. Ik vrees zelfs dat de sportieve successen het bestuur in haar ge-dachten sterkt dat zij een goed beleid voert. Op mijn werk wordt mij verweten dat ik geen Ajax-shirtje in mijn auto heb hangen. Als ik niet meezwaai met een plastic vlaggetje en geen shirt aantrek van 139,90 ben ik waarschijnlijk geen echte Ajacied. In het café word ik door dronken boeren uitgescholden voor nepsuppor-ter omdat ik niet meezing met het Ajax-carnaval van Hans Versnel. Er wordt mij door deze mensen en door de commercie een Ajax-gevoel opgedrongen dat ik nooit gehad heb en ook niet wil hebben. Als ik middels een protest uiting geef aan mijn onvrede wordt dat door de eigen voorzitter via de media afgedaan als een kwajongensstreek, leder heeft zijn eigen manier om zijn frustraties te uiten. De ÈÈn schrijft een brief naar DAS (ik) en de ander schrijft met een boek de frustraties van zich af ('De schelmenkoning is dood' van Peter Bego). Het zijn slechts middelen om jezelf het gevoel te geven dat het niet aan jou ligt. Veel helpen zal het niet. Net zo min als de gesprekken met en de mooie woorden van Van Praag die vertelt dat Ajax een Amsterdamse club moet blijven en vervolgens doodleuk met een gelikte productgids op de proppen komt waar de New York Yankees jaloers op zouden zijn. Degene die tot beide niet in staat is, toont op een minder vriendelijke manier zijn aanhanke-lijkheid aan de club en vervalt in vandalisme, hoe afkeurend dat ook zijn mag. Het is een laatste manier om je te onderscheiden van de overige supporters. Supporters die wijs ge-maakt wordt dat je het Ajax-gevoel kan kopen. Ik begin ervan overtuigd te raken dat van-dalisme geen probleem is, maar een oplossing. Als er genoeg vandalisme gebruikt wordt zal de commerciile interesse vanzelf afnemen. Als de club dan toch kapot gemaakt wordt kan dat beter gebeuren door de eigen supporters dan door sponsors, die slechts een zakelijke relatie met Ajax hebben. Als antwoord op de kritiek die Van Praag in het laatste Ajax-magazine levert op De Ajax Ster wil ik daarom het volgende kwijt: Na een kampioenschap horen supporters het veld te bestormen. Dat hoort bij mijn Ajax-gevoel en cultuur. Dat er vernielingen in de trein zijn aangebracht heeft slechts tot financiïle schade geleid. De uitverkoop van de club heeft meer schade (emotionele) berokkend. Daarom wil ik voor eenmaal alle hooligans aanmoedigen. Jongens hou vol en breng de Ajax-hype tot stoppen. Dan komt de tijd vanzelf weer dat je door je chef voor gek versleten wordt als je hem vertelt dat je naar Ajax gaat. En zo hoort het. Commercie rechtvaardigt vandalisme niet, maar vandalisme is waarschijnlijk wel de enige oplossing tegen de commercie. Sloop die Ajax-handel! AMSTÊRÏAM-OOSTKANT! 31

AJAX ARCHIEF

Fanzine De Ajax Ster (1996-2001) | 1998 | | pagina 31