juist was. Hij had uit angst gelogen.
In de rechtszaal kwam M. met het volgende (ongeloofwaardige) verhaal: "Ik was 's ochtends vroeg
reeds naar de Zwarte Markt te Beverwijk gereden om iets te kopen, hierna ben ik terug naar huis
gereden, kwam langs het brugrestaurant bij Schiphol, ben daar gestopt, kwam mede-feyenoorders
tegen, heb van één van hen een kaartje voor AZ-feyenoord gekocht, voegde me bij de colonne
richting Alkmaar, raakte achterop, verliet in Beverwijk pas mijn auto toen de veldslag al op z'n eind
was, nam nog wel even een afgebroken roeispaan als wapen mee, ben toch maar naar het resultaat
van de veldslag gaan kijken, heb de roeispaan weggegooid, vond onderweg een klauwhamer, heb
deze opgeraapt (waarom weet ik achteraf niet), ben tegen de stroom feyenoorders (die naar hun
auto's teruggingen) ingelopen, kwam L tegen die de klauwhamer in mijn hand herkende als de zijne
die hij al vóór de veldslag had weggegooid (er waren letters in de steel aangebracht), gaf L. (die ik
overigens nog nooit eerder had gezien) desgevraagd zijn hamer terug".
In de rechtszaal verklaarde M. na een confrontatie met L dat hij niet zeker wist of deze L. dezelfde
was als degene die hij op het slagveld de hamer had gegeven. M.: "het zou kunnen zijn dat L.
degene was aan wie ik de hamer teruggaf'. Desgevraagd verklaarde L dat hij M. wel herkende als
degene van wie hij zijn hamer had teruggekregen. Ook verklaarde M. dat hij geen antwoord durfde
te geven op de vraag of hij met de hamer had geslagen
M. is overigens degene die ervan wordt verdacht met een roeispaan op Carlo te hebben ingeslagen
Van deze roeispaan bekende M. dat hij deze altijd in zijn auto heeft, om zich tegen autodieven
te beschermen. Ook zou M. degene zijn die op het laatst bij Carlo door een andere feyenoorder (J.)
wordt weggehouden. M. zelf zei dat hij dat niet geweest was.
Omdat de getuigen S. en Lt. er niet waren, stelde de officier van justitie voor de zaak aan te houden. Na
beraad stemde de rechter hiermee in. De nieuwe zitting zou op donderdag 19 februari 1998 moeten
plaatsvinden, aanvang 9.00 uur.
Hierop vroeg advocaat V.d. Pigge om opheffing van de hechtenis van L. omdat:
hij de klauwhamer geen goed bewijsstuk vond Hier was veel te onzorgvuldig mee omgegaan. Ook
hadden supporters er overheen kunnen lopen, waardoor er bloedvermenging zou kunnen hebben
ontstaan;
hij D.T. een onbetrouwbare getuige vond omdat die al eens een verklaring over zichzelf (hij zou
Carlo met een buis hebben geslagen, die helemaal trilde) had ingetrokken;
de moeder van L. depressies had en zelfs een doodswens. Een korte schorsing van de hechtenis
zou een goede invloed op haar gesteldheid hebben.
De officier van justitie verzette zich tegen de opheffing van de hechtenis. Hij vond het:
onwaarschijnlijk dat supporters over een hamer heenlopen: je loopt er langs of je raapt hem op;
voor de maatschappij niet verantwoord dat L. weer vrij rondloopt.
Na beraad werd het verzoek van V.d. Pigge afgewezen De motivatie hiervoor was dat de beschuldigin
gen aan het adres van L. van dien aard waren, dat er geen grond was om zijn hechtenis op basis van
humanitaire redenen tijdelijk te schorsen.
Na deze uitspraak speelden zich wat emotionele taferelen af in de publieke ruimte. Men had weinig
goede woorden voor de Nederlandse rechtspraak. Eén Molukker beschuldigde de rechtbank van discrimi
natie ("omdat hij zwart is
Buiten gekomen verzamelden de familie van L en de feyenoorders zich bij een punt waar de gepantser
de wagen met L langs moest komen Na ongeveer een half uur wachten verscheen deze wagen.
Behalve een aantal emotionele groeten en een klap op de wagen gebeurde er echter niets.
Wat valt er nu uit deze zitting te concluderen? In ieder geval dat het merkwaardig is dat er zoveel dingen
gebeuren die niet zouden mogen gebeuren in een zaak waar zoveel mensen mee bezig waren en zijn
en zoveel belangen mee zijn gemoeid. En dan bedoelen we bijvoorbeeld iemand:
als getuige oproepen en hem vervolgens niets vragen;
dagvaarden waarvan je weet dat hij niet komt en hem vervolgens de kans geeft om niet op te komen
dagen;
vergeten te dagvaarden.
Mede hierdoor was L. op 3 februari 1998 nog steeds niet veroordeeld. En dat terwijl hij zijn misdaad, er
vanuit gaande dat hij schuldig is, al meer dan tien maanden geleden gepleegd heeft. Een trieste zaak
en zeker geen reclame voor Nederland als rechtsstaat. (Zie voor het laatste nieuws omtrent "de zaak L."
de rubriek "Kort nieuws").
31