Keepen kan
iedereen, zo wordt
wel eens gezegd,
maar keepen
zoals dat hoort, is
een vak apart
goed en zwak. Hij straalt ogenschijnlijk rust uit naar zijn verdedigers, maar er zitten toch te
veel misverstanden in. Hij is geen echte leider en niet iemand die ontzag inboezemt bij de
tegenstanders. Hij heeft wel een goede reactie bij schoten op korte afstand, goed oog voor
de één-tegen-één-situaties, maar zal altijd een lijnkeeper blijven. Bij hoge ballen zowel van
de zijlijn als vanuit het middenveld twijfelt hij veel te veel en komt hij daardoor niet van de
doellijn af. Hij wil zich ook te veel bemoeien met allerlei zaken in het veld. Zijn spelhervat
tingen kunnen sneller, zeker bij zijn uittrappen, en daardoor heeft de verdediging van de
tegenpartij haar stellingen alweer ingenomen, waardoor de niet al te grote aanvallers van
Ajax in principe elk kopduel verliezen. Fred is een redelijke keeper, maar niet een echte top-
keeper, omdat hij eigenlijk geen punten pakt voor de club. Ronald Waterreus, Gabor
Babos en Edwin Zoetebier zijn keepers, die op het juiste moment punten pakken voor het
team'.
"Het juiste moment, het juiste schot pakken. Daar gaat het om. Een doorsnee keeper
heeft die capaciteiten niet, het zijn de uitzonderlijke keepers die dat wél hebben. Van mijn
tijd herinner ik idolen als Lev Yashin en Gordon Banks, doelmannen die zonder franje de
juiste dingen deden. Als keeper moet je een doel voor ogen hebben en dat per se willen
bereiken. Wij waren ook ruwe diamanten,
d'e ^eslePen moesten worden. Waar ik de
meeste moeite mee had? Hooguit", ant-
woordt Schrijvers na een diepe zucht,
"had ik eens problemen met de hoge voor
zet.
Mijn concentratie was altijd van dien
aard dat ik ongeacht de tegenstander,
Feyenoord, FC Twente of een amateur
club, er altijd stond, me altijd voor meer
dan honderd procent gaf. Die mentaliteit
heeft me zo sterk gemaakt. Dat kwam me
vooral goed van pas in de periode, begin
jaren tachtig, dat Ajax achter mijn rug om
en tegen alle afspraken in Hans Galjé had
aangetrokken. Ik moest het nota bene op
teletekst lezen. Misschien had het mijn
\S3 toen kwetsbare knie te maken, misschien
ook wel omdat ik een grote mond zou heb
ben. Hoe dan ook, het heeft me wel dwars
gezeten, 'maar mij krijgen ze me niet weg',
dacht ik toen. Dit soort akkefietjes maakte
me alleen maar sterker, daarom kon ik het
wellicht ook opbrengen om me steeds
weer te bewijzen, om na blessures terug
te vechten. En in zo'n revalidatieperiode
moest alles wijken, ook het gezin. Alleen dank zij deze instelling heb ik het negen jaar vol
kunnen houden, soms onder extreme omstandigheden, denk bijvoorbeeld ook aan al die
trainerswisselingen. Uiteindelijk ben ik een paar jaar later zelf naar een andere club gegaan,
voor mij was het toen over".
In 'Keepen is een kunst' gaat Schrijvers in op de zware contractbesprekingen die hij
onder meer bij Ajax heeft gevoerd. "Er is altijd gezegd dat ik zo lastig was. Maar ik was
alleen lastig, wanneer ik rond de tafel zat om met een clubleiding over een nieuwe verbin
tenis te praten. Dat begon al bij FC Twente waar ze uiteindelijk net te laat waren om een
vertrek naar Ajax te voorkomen. Als ze eerder op mijn eisen waren ingegaan, dan hadden
ze me zelfs voor veel geld kunnen verkopen aan het Spaanse Valencia. Toen ik bij Ajax zat
heb ik inderdaad eens na gesprekken met de toenmalige voorzitter Jaap van Praag
gedreigd dat ik de bouw zou ingaan, wanneer ik mijn zin niet zou krijgen. Mijn vrouw Cathy
zat er toen als getuige bij, omdat mijn zaakwaarnemer Cor Coster er niet bij kon zijn.
Uiteindelijk werden we het eens met elkaar en toen de handtekening eenmaal was gezet,
hoorden ze me niet meer. Zo zat ik óók in elkaar".
Aan zijn verblijf in en aan zijn afscheid uit de hoofdstad, in 1983, heeft hij gemengde
gevoelens overgehouden. Hij is nog steeds apetrots op een borstbeeld van de God Ajax, die
de spelers hem bij afscheid aanboden. "Rob Nolet, de toenmalige fysiotherapeut, had het
beeld ergens in een oud rommelwinkeltje in Amsterdam gevonden en die gaf het me als
afscheidsgeschenk namens de spelersgroep. Het bestuur was er toen niet bij, dat had ik
niet uitgenodigd".
51