Ajax was niet de enige voetbalclub, die in 1900 werd opgericht. Nog vijf
andere werden in het leven geroepen. Te weten NEC (Nijmegen), Neptunus
(Rotterdam), Roermond (Roermond), Tubantia (Hengelo) en ZVV te Zaan
dam.
De verenigingsnaam Ajax stamt uit een grijs mythologisch verleden. Ajax,
Aiax of Aias was een van de Griekse helden in de Grieks-Trojaanse oorlog,
die volgens een Griekse overlevering van 1294-1284 voor Christus werd ge
voerd. Ajax maakte een einde aan zijn leven, toen niet hij, maar Odysseus de
wapenuitrusting van de gesneuvelde Achilles toegewezen kreeg.
In de tijd rond de eeuwwisseling waren de ontstane verenigingen qua
organisatie, financiën en administratie nu niet bepaald je van het. Het drietal
Floris Stempel, Carel Reeser en Han Dade legde op die gedenkwaardige
18 maart al snel de eerste stenen voor een nieuwe Amsterdamse derde
divisieclub. In 1901 verhuisde de club naar de Laanweg over het IJ en zeven
jaar later was er het eerste grote moment: de fusie met de derde klasser „Hol
land". In 1911 werd de eerste trainer (de Ier John Kirwan, oud-speler van
Chelsea) aangesteld en kreeg Ajax een eigen terrein aan de Middenweg in de
Watergraafsmeer met het beroemde „Houten Stadion".
De Middenweg, waar het Ajax-stadion nog steeds aan gelegen is, werd in
1631 als verbindingsweg tussen Amsterdam en Diemen aangelegd. De
Watergraafsmeer was eens (zo rond 1200) een meer, na een dijkdoorbraak.
Eenmaal drooggemaakt werd het land, voordat het bebouwd werd, domein
van tal van voetbalverenigingen, zoals Ajax, dat zijn terreinen heeft op de
plaats waar vroeger een prachtige oude boerderij (Voorland) lag. Met het
noemen van de Watergraafsmeer is dus ook de naam van het huidige Ajax-
stadion „De Meer" verklaard.
Ook in 1911 brak Ajax voor het eerst echt door. Het bereikte de eerste divisie.
Enkele bekende namen in het kampioensteam: Pelser (later goed voor 6
interlands), Fortgens (11 interlands) en Grootmeyer. Twee jaar later echter,
kende Ajax weer een terugslag en degradeerde het naar de tweede divisie.
Dade verliet Ajax en de Amsterdammers boekten weinig goede resultaten.
Na de Eerste Wereldoorlog kende Ajax een eerste glorie-periode. Het boekte
zelfs een Nederlands rekord, door tweemaal achter elkaar de Nederlandse
titel binnen te halen. Het kampioensteam van 1918: Smit; F. Pelser en Cou-
ton; Hordijk, J. Pelser en Terwee; DeNatris, Van Dort, Brokmann, De Haan en
Gupfert. De korte succesperiode kende geen vervolg. Eindigde Ajax in het
seizoen 1920-1921 nog als derde achter Be Quick en kampioen NAC, pas
vanaf 1926 begon het „opbouw-werk" van trainer Jack Reynolds al enige
resultaten op te leveren. Het gouden decennium van de jaren dertig werd
5