DE ENIGE HONGAREN DIE WÉL SUCCESVOL WAREN BIJ AJAX, WAREN TRAINERS Voor de eerste keer de grens over =AJ$°0S GRENZELOOS AJAX 4 W ajaxlife 21-03-2013 X Voetbal is een wereldsport en Ajax een wereldclub. Elk land heeft wel iets met het Amsterdamse voetbalbolwerk: voetballers die Ajacied waren, plekken waar Ajax geschiedenis schreef. In 'Grenzeloos Ajax' brengt schrijver en Ajacied Menno Pot de Ajaxfactor van Europese landen in kaart. In deel 14: Hongarije. Magistraal Groen-wit Handdruk van een Hongaar DOOR MENNO POT In april 2012 vroeg de website KentUDezeNog.nl of ik een stukje wilde schrijven over mijn 'Onverge telijke Voetballer': een klein eerbe toon aan een speler die door bijna iedereen vergeten werd, maar door mij om persoonlijke redenen niet. Ik koos Pal Fischer, de Hongaarse spits die in de zomer van 1989 naar Ajax werd gehaald als stand-in voor de geblesseerde Stefan Pettersson. Fischer speelde een hoofdrol op drie onvergetelijke momenten uit mijn supportersleven. Moment 1. Fischer was net in Amsterdam neergestreken toen hij na afloop van een zomerse looptrai ning in het Amsterdamse Bos de eerste Ajacied werd die ik de hand schudde en die zwijgend zijn hand tekening voor me op een fotokaart zette. Ik was veertien jaar. Moment 2. Op 16 augustus 1989 mocht ik voor het eerst (onder vol wassen begeleiding) in vak F van De Meer staan. Fischer debuteerde tegen Vitesse en scoorde twee keer, waaronder de fraaie openingsgoal. Mijn eerste keer juichen tussen de fanatieke jongens: met recht onver getelijk. Moment 3: in oktober van dat zelfde jaar mocht ik voor het eerst mee naar een uitwedstrijd van Ajax. In Haarlem juichte ik voor het eerst op vijandig terrein voor een Ajax- goal. Opnieuw kwam die van Pal Fischer. Fischer zou maar vijftien keer in actie komen. Hij was wat log, keek wat mistroostig de wereld in en ver dween binnen een jaar geruisloos. Zijn rendement: zeven assists en zeven goals. Niet eens zo slecht. En dan was er nóg een Hongaars getinte eerste keer: op 14 oktober 1985 zag ik, als jochie van tien, voor het eerst een wedstrijd van het Nederlands elftal die me deed gillen van spanning en opwinding. Oranje won met 1-0, door een magistraal doelpunt van Ajacied Robbie de Wit. In en tegen... juist. Niet alleen voor mij is Hongarije het voetballand van de 'onvergete lijke eerste keren'. In juni 1912 trok Ajax voor de allereerste keer in de clubhistorie de landsgrenzen over voor een duel in het verre buiten land: in de toenmalige Oostenrijks- Hongaarse dubbelmonarchie nog wel, waar Ajax op 2 juni met 5-1 verloor van MTK Budapest. Ajax' allereerste Europacup- avontuur leidde in het seizoen 1957/1958 eerst naar de DDR, maar meteen daarna, jawel, naar Boeda pest, nu om tegen het sterke Vasas te spelen. Hongarije was in de eer ste helft van de twintigste eeuw een topvoetballand, met Hónved als beroemdste club en Ferenc Puskas als superster van de jaren vijftig. Na de neergeslagen opstand tegen het Sovjetregime in 1956 vluchtten veel Hongaren (ook topvoetballers) het land uit en nam de kracht van de Hongaarse clubs af. Vasas was ech ter nog altijd veel te sterk voor Ajax, dat 46 jaar na het eerste verenigings- bezoek aan Boedapest opnieuw flink de bietenbrug op ging: 4-0. Ook in november 1961 (Europa Cup II, tegen Ujpesti Dózsa) en juni 1962 (Intertoto, tegen Tatabanya) moest Ajax buigen. Omdat de volgende Hongaarse opponent in Uefa-verband daarna 33 jaar op zich liet wachten, was Pal Fischer speelde slechts vijftien wedstrijden voor Ajax. Hij scoorde daarin wel zeven keer en was goed voor zeven assists. Ajax pas in september 1995 voor het eerst over twee duels sterker dan een Hongaarse opponent. De ploeg van trainer Louis van Gaal trad in de Champions League als titelhou der aan tegen het ooit zo oersterke Ferencvaros. In 1995 lagen de ver houdingen inmiddels anders: 9-1 over twee duels. Het uitduel in Boedapest herin ner ik me vooral vanwege het misse lijkmakende racistische gedrag van de Hongaarse fans in de richting van de donkere Ajacieden. Louis van Gaal stak na afloop zijn walging niet onder stoelen of banken. Het was niet voor het eerst dat ik zulks hoorde, maar wel voor het eerst dat het zo hard, zo massaal en zo aan houdend was. Weer een Hongaarse primeur; nu een uiterst bedenke lijke. Ferencvaros. Wat jammer toch dat Ajax aan die roemruchte club zulke nare herinneringen bewaart. De enige twee Hongaren die ooit in Ajax 1 speelden, Pal Fischer en Zol tan Varga, trokken Ajax' aandacht in het roemruchte groen-wit van Ferencvaros. Ook Varga kon bij Ajax niet echt aarden, al was hij achteraf natuur lijk al kansloos toen hij in 1973 werd gepresenteerd en het pas vrijgeko men shirt met nummer 14 toegewe zen kreeg. Zijn rugnummer zal voor altijd hoger blijven dan zijn aan tal optredens in de Amsterdamse hoofdmacht. De enige Hongaren die wél suc cesvol waren bij Ajax, waren trai ners. Stefan Kovacs, die met Ajax twee Europacups won, was welis waar geboren Roemeen, maar Hon- gaarstalig en 'Volksmagyaar'. En dan had Ajax nog Laszlo Jambor, de fitnesstrainer die vrijwel gelijktijdig met Pal Fischer arriveerde en het langst van alle Hongaren Ajaxwerk- nemer bleef: tot 2003. Een klein jaar na mijn stukje over Pal Fischer vroeg de redactie van KentUDezeNog.nl ook David Endt om een korte ode aan zijn 'Onver getelijke Voetballer' te schrijven. Toeval bestaat niet: hij koos Zoltan Varga. Ze wisten ons, Ajaxschrij- vers, dus toch te raken, die twee bescheiden Ajax-Hongaren. Varga deed het met een wonderbaarlijk doelpunt van het jaar, Fischer met enkele goals die voor tenminste één jongetje op de tribune eeuwigheids waarde hadden. Net als die Hon gaarse handdruk onder het loof van het Amsterdamse Bos. Ajax speelde op 27 september 1995 in Boedapest tegen Ferencvaros, een duel dat werd ontsiert door racistische uitingen vanuit het thuispubliek. Zoltan Varga had de twijfelachtige eer Johan Cruijff op te volgen als Ajax' nummer 14.

AJAX ARCHIEF

Ajax Life (vanaf 1994) | 2013 | | pagina 14