'Waarom zou je de club verlaten?' In deze twintigdelige serie gaan we op zoek naar de speciale betekenis die Jari Litmanen heeft gehad voor de stad Amsterdam in het algemeen en Ajax in het bijzonder. De mysterieuze Fin nader ontleed, als voetballer en mens. In deel 3: de schreeuw van Jari. ajaxlife IN DE BAN VAN JARI 4 W 09-09-2011 X De successen van Ajax lijken zich te voltrekken in cycli van ongeveer twintig jaar. Het is (bijna) twintig jaar geleden dat Jari Litmanen Ajax opnieuw leerde voetballen. Dus als het goed is, speelt er - in statistisch opzicht - sinds kort weer een nieuwe 'Jari' in Amsterdam. Weet jij wie dat is? Of weet jij wie die ene ongepolijste parel is, die straks furore zal maken in de Arena? Laat het ons weten via markvandenheuvel@ajaxlife.nl. De beste inzendingen maken kans op publicatie. Openhartig; Nuchter ga ik nog even lekker nagenieten. Dat mijn vader er juist is, is op zich vrij bijzonder want hij komt elk jaar maar één week naar Amsterdam. Hij moet altijd maar werken." Litmanen, nuchter beschouwend als altijd, kon zich wel vinden in de woorden van Frank Rijkaard, die over de komende finale tegen AC Milan zei 'dat een finale alleen leuk is, als je die ook wint'. "Juist daarom heb ik voor Ajax gekozen, om finales te winnen. Bij Ajax heb je meer kans op het spelen van finales, dan ergens anders. Ik ben blij dat Ajax mij drie jaar geleden een contract heeft aangeboden. Bij die club heb ik mij kunnen ontwikkelen tot de voetballer die ik nu ben." Vlak voordat we samen het verrotte 'washok' uitlopen, de rumoerige, Amsterdamse nacht in, drukt Jari me op het hart dat-ie allang weg had kunnen zijn bij Ajax. In het voorjaar - van 1995 - was er genoeg belangstelling geweest, zei hij in een opmerkelijk openhartige bui. Miljoenenaanbiedingen uit Zuid- Europa waren hem voorgehouden, maar in plaats daarvan liet hij zijn contract met Ajax openbreken en verlengen. "Ik kon weg, maar ik wilde niet. Het bereiken van de finale in de Champions League is een bevestiging van mijn gelijk. Ik hoop, nogmaals, dat de rest er net zo over denkt." Het bleek, zoals wel vaker in dit metier, ijdele hoop. Jari Litmanen staat, vlak na rust, op het punt om Ajax met een verwoestende uithaal naar een 4-1-voorsprong en de Champions Leaguefinale te schieten. De Schreeuw van Jari een met het buitenland flirtend tieneridool, direct van repliek. Niemand, ook Litmanen niet, wist toen nog van het schisma dat de selectie een jaar later zou verdelen. Dat Litmanen sprak met een profetische blik, had ook hij zelf niet kunnen bevroeden. Waar zijn ploeggenoten zich destijds onderdompelden in het Amsterdamse nachtleven, na de forse zege op het gevreesde Bayern München (5-2), ging Litmanen naar huis, zei hij. "Morgen moeten we weer trainen." Vragende blik. Uitgestreken gezicht en dito antwoord. "Het is leuk dat wij de finale hebben gehaald, ik kan geen woorden vinden om mijn geluk te beschrijven, maar het leven gaat gewoon verder. Misschien dat ik na de finale kan feesten." Als ik om me heen kijk, zie ik dat ik de enig overgebleven journalist ben. De rest is afgehaakt. "Ik ga ook naar huis," zegt Jari. "Mijn vader en mijn peetvader zijn vanmorgen gearriveerd en met hun finale is pas mooi als je hem wint' DOOR MARK VAN DEN HEUVEL In 1995 bestonden nog geen mixed zones. Daar waar voetballers en opeen gedreven journalisten elkaar tegenwoordig ontmoeten na afloop van een wedstrijd, had je vroeger, in het 'oude' Olympisch stadion, een veredeld wachtkamertje, in de gang die leidde naar de kleedkamers. Een kale, leeggeruimde, washok achtige ruimte, volop aangevreten door oprukkend betonrot. Bijkomend voordeel: aanwezige 'beveiligers' hoefden niet serieus genomen te worden, die beroepsgroep stond toen nog in de kinderschoenen. Linten waren er om doodleuk verhangen te worden, paaltjes werden verschoven, al naar gelang het de verslaggever uitkwam. Wat hebben we daar lang staan wachten, soms wel tot na middernacht. En vooral op Litmanen, die er steevast een uur of twee over deed om te douchen en zich om te kleden. Want wat Jari ook deed, hij deed het nauwkeurig. Op woensdag 19 april 1995 beleefde ik daar, in dat desolate wachthok, een van de absolute hoogtepunten uit mijn journalistieke carrière. Wat we ons nu vooral herinneren van die halve finalewedstrijd in 1995 tegen Bayern München, misschien wel de meest memorabele onder leiding van Louis van Gaal in de Champions League, is die ene verwoestende uithaal van Findi George. Maar Jari Litmanen maakte er die avond twee en alleen uit zijn mond wilde ik na afloop horen hoe het, na het bereiken van de Champions Leaguefinale, verder moest met Ajax. Alle spelers waren gepasseerd, die memorabele avond in 1995 (Ronald de Boer: 'Ik ben zo blij dat ik wel kan janken') toen we tegen middernacht een alles verlossend seintje kregen van sir Bobby Haarms, de trouwe adjudant van Louis van Gaal. 'Jari komt eraan, Jari komt eraan...' In mijn herinnering stonden we met een handvol journalisten te wachten, ook wat dat betreft zijn de tijden drastisch veranderd. Wat volgde was geen borstklopperij of andere opschepperij. Nee, Jari zei: "Als je bedenkt wat deze jonge ploeg de komende twee, drie jaar nog allemaal kan bereiken, moet je er niet aan denken dat spelers wegvallen. Daarom blijf ik ook nog minstens twee jaar bij Ajax." Het toenmalige betoog van Jari staat vandaag de dag ook wel bekend als een wanhopige oproep, maar zo klonk het toen echt niet. "Ik hoop dat de rest er net zo over denkt en dat wij volgend seizoen ingaan met dezelfde selectie van 22 spelers. Misschien staan wij de komende vijf jaar opnieuw in de finale. Waarom zou je de club dan verlaten?" Litmanen diende daarmee ploeggenoot Mare Overmars, destijds door mij omschreven als Vreugde en realiteitszin bij Rijkaard, 'een

AJAX ARCHIEF

Ajax Life (vanaf 1994) | 2011 | | pagina 14