Sporen van Ajax In de serie Sporen van Ajax zoekt Ajacied en schrijver Menno Pot plekken op die een Ajax- verhaal te vertellen hebben. Soms zijn de sporen nog zichtbaar, soms ook niet. In deel 13: de Hollandsche Schouwburg, Plantage Middenlaan 24. ajaxlife Half-Joods Verblijfplaats HISTORIE 4 Q 09-09-2011 lU De Joodsche Schouwburg De Hollandsche Schouwburg Stilstaan bij de geschiedenis De Hollandsche Schouwburg was een verzamelplaats voor Amsterdamse Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. verhaal van Ajax de (al dan niet vermeende) 'Jodenclub'. Ajax werd niet opgericht als Joodse vereniging, zoals bijvoorbeeld de verdwenen Amsterdamse club AED. Het aantal Joodse Ajaxleden was ook niet opvallend groot. Maar op de tribune lag het anders, zo schetst Simon Kuper in Ajax, de joden, Nederland (2000), de Hard Gras- aflevering die de basis vormde voor het Engelstalige boek Ajax, The Dutch, The War (2003). Zoals De Volewijckers de club van Amsterdam-Noord was, DWS die van West en Blauw-Wit die van Zuid, was Ajax de club van Oost, waar een groot deel van de Amsterdamse Joden woonde. Wie met tram 9 richting het voormalige stadion De Meer rijdt, doorkruist (meteen achter het Waterlooplein) de oude 'Jodenbuurt', een naam die in vooroorlogs Amsterdam nog geen macabere lading had. De Hollandsche Schouwburg ligt er net buiten, maar mag je er gevoelsmatig bij rekenen: de voorstellingen in het theater (in 1892 geopend als Artis Schouwburg, maar al twee jaar later Hollandsche Schouwburg gedoopt) trokken tot in 1941 veel publiek uit de Jodenbuurt. In oktober van dat jaar veranderden de Duitsers de naam in Joodsche Schouwburg: uitsluitend voor Joodse artiesten en Joods publiek. Minder dan een jaar later werd de functie van het pand nog afschuwelijker. Simon Kuper is er stellig over: Joodse Amsterdammers waren voor Ajax. Ze troffen elkaar op de tribune, met als gevolg dat Ajax al lang voor de oorlog een 'Jodenclub' werd genoemd. Soms was die bijnaam beledigend bedoeld; soms ook niet. Een ongemakkelijke, beladen kwestie werd het pas toen in de jaren zeventig verbaal en fysiek geweld de kop opstaken in de Nederlandse stadions: 'Joden' werd een scheldnaam voor Ajacieden, die het op hun beurt tot geuzennaam verhieven. Plotseling waren er kwetsende spandoeken en spreekkoren en werd de kwestie onsmakelijk en ongewenst. Ajaxbesturen reageerden er niet altijd verstandig en chique op, en zeker niet consistent. Kuper wijst erop dat Ajax zichzelf in een Engelstalig promotiegidsje uit 1974 nog een club 'with many Jewish members' noemt, maar later ontkenning tot beleid verhief, bijvoorbeeld door er in geschiedenisboeken op te wijzen dat er na de oorlog geen Joodse leden bleken te zijn omgekomen. Een waarheid als een koe, stelt Kuper: alle Joodse leden waren in 1941 op voorschrift van de Duitsers geroyeerd en dus geen lid meer. Na de oorlog keerde een handvol clubmensen, spelers en ex-spelers (Jopie de Haan, Eddy Hamel) niet terug, maar we mogen hier de tribune niet vergeten. Vooral daar moeten de geslagen gaten enorm zijn geweest. Toen Ajax in de tweede helft van de jaren zestig ontbolsterde als Europese topclub, waren verschillende sleutelfiguren Joods of 'half-Joods': voorzitter Jaap van Praag, eerste-elftalspelers Sjaak Swart en Bennie Muller, masseur Salo Muller, geldschieter en suikeroom Maup Caransa. Kuper stelt onomwonden dat het 'Gouden Ajax' op een wrange manier werd gevormd door de Holocaust. Voor dat gegeven, dat verweven is met de Ajax- geschiedenis of dat nou uitkomt of niet, staat de Hollandsche Schouwburg symbool. Toen ik voor het eerst voor de namenwand stond, was Michael van Praag, zoon van Jaap, voorzitter van Ajax. Ik was een tiener en had nog geen verband gelegd tussen dit theater en mijn club. Ik liet gewoon, in eerbied, mijn blik langs de namen glijden. Coronel. Muller. Van Praag. Swart. Toen móest ik het wel denken: deze plek heeft meer met Ajax te maken dan de mensen met deze achternamen publiekelijk wensen te bespreken, misschien zelfs meer dan ze zich willen herinneren. Ik kan me voorstellen dat Ajax na de oorlog belangrijk was voor de overlevenden: een thuis, een plek om de draad weer op te pikken. Het is aan ons, Ajacieden van vandaag, om met dat hoofdstuk van de clubgeschiedenis respectvol om te springen. Denk daar maar eens over, bijvoorbeeld in het oude theater aan de Plantage Middenlaan, waar het voor altijd stil moet blijven. DOOR MENNO POT Eigenlijk zou iedereen de Hollandsche Schouwburg eens moeten bezoeken, het theater aan de Plantage Middenlaan 24 dat nu een gedenkplaats is. De klassieke, witte gevel is er nog, maar achter de entreehal ligt nu een binnenplaats, daar waar ooit zaal en podium waren. Van juli 1942 tot oktober 1943 gebruikte de Duitse bezetter deze schouwburg als verzamelplaats voor Amsterdamse Joden: hier moesten ze zich melden of werden ze onder dwang (soms na razzia's) samengebracht. Ze zaten er soms weken, soms met 1300 lotgenoten opeengepakt, wachtend op deportatie: eerst naar Westerbork of Vught, daarna naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Wie de schouwburg nu betreedt, ziet meteen links een herdenkingswand waarop 6700 familienamen staan: de achternamen van de ongeveer 104.000 Nederlandse Joden die de Tweede Wereldoorlog niet overleefden. Veruit de meeste van hen waren Amsterdammers: voor de meesten was de schouwburg de laatste verblijfplaats in eigen stad. De vraag is: wat heeft het lot van de Amsterdamse Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog met Ajax van doen? 'Alles!' vindt de een, 'helemaal niets!' roept de ander. Ziedaar het beladen verhaal dat in deze reeks historische Ajaxartikelen wel aan de orde móest komen: het

AJAX ARCHIEF

Ajax Life (vanaf 1994) | 2011 | | pagina 10