Sporen van Ajax
In de serie Sporen van Ajax zoekt Ajacied
en schrijver Menno Pot plekken op die
een Ajaxverhaal hebben te vertellen.
Soms zijn de sporen nog zichtbaar, soms
ook niet. In deel 6: het Olympisch Stadion.
ajaxlife
Zwartgeb lakend
Uitspelende ploeg;
HISTORIE 4 Q
08-04-2011 lU
Beroerend
beton
DOOR MENNO POT
Altijd wanneer ik het Olympisch
Stadion zie liggen, merk ik weer
dat deze plek me, vijftien jaar na de
laatste echte Ajaxwedstrijd hier, nog
altijd niet onberoerd laat. Er dringen
zich beelden op van momenten die ik
soms tot de mooiste van mijn leven
reken.
22 april 1987: 3-0 tegen Real
Zaragoza, halve finale Europacup II,
compleet met euforische pitch
invasion. Ajax naar Athene!
8 oktober 1988: 2-0 tegen Europees
kampioen PSV. Slechts tienduizend
toeschouwers, stromende regen,
maar wel winst, dankzij Robbie
Witschge en de plassen water op het
veld.
13 mei 1992: de tweede Uefa-
Cupfinale tegen Torino. Stralend
weer, al vroeg in de rij voor de
poorten, slopende spanning. Paal, lat,
nog eens paal. Ajax had mazzel: 0-0
was nét voldoende.
En natuurlijk de Champions
Leaguecampagnes vanaf het najaar
van 1994. Ajax - Bayern München,
de streep van Finidi in de bovenhoek.
Gekte.
Mijn seizoenkaart in vak G van De
Meer gaf voor Europese wedstrijden
recht op een kaartje achter het
doel aan de noordzijde van 'het
Olympisch': vak S (eerste ring) of SS
(tweede ring). Vak SS bereikte je via
de trappen in de grauwe, betonnen
pijler waarop de tweede ring rustte.
Op de overloopjes stond altijd een
diepe plas supportersurine: ja, van
het Olympisch herinner ik me ook
geuren.
Het Olympisch Stadion is een
unieke Ajaxlocatie in deze reeks.
Toen ik er al die onvergetelijke
Ajaxhoogtepunten beleefde, leek
het nauwelijks nog op het stadion
waar de club in november 1928 voor
het eerst een vriendschappelijke
wedstrijd speelde, tegen Blauw Wit
(1-0 winst).
Het was in 'mijn tijd' een
zwartgeblakerde betonnen kolos,
met een even karakteristieke als
lelijke betonnen tweede ring, in
1936 bijgebouwd om het Olympisch
Stadion qua capaciteit te kunnen
laten concurreren met De Kuip. Die
tweede ring was er alleen aan de
korte zijden, zodat 7 5 procent van de
toeschouwers achter de doelen zat;
alleen dat maakte van het Olympisch
Stadion al een raar stadion. In
1994 verrezen vier potsierlijke
noodlichtmasten op bouwsteigers,
speciaal voor de Champions League.
Nu is de tweede ring weer weg, zodat
je weer kunt zien dat het originele
stadion een bijzonder ontwerp van
architect Jan Wils is, goed passend
in het 'Plan Zuid' van Berlage. De
twee miljoen bakstenen zijn weer
bruinrood in plaats van grijszwart.
Wie wil weten hoe het stadion
eruit zag toen Ajax er in 1929
voor het eerst voetbalde, heeft zijn
verbeeldingskracht nu veel minder
hard nodig dan in 1995.
Bij de oplevering in 1928, keurig
op tijd voor de Olympische Spelen,
maakte het deel uit van een
'Olympisch dorp': op het terrein
waren ook een zwemstadion, een
schermzaal, een gebouw voor
krachtsporten en een opvallend,
modern restaurant. Al die
bijgebouwen werden meteen na de
Olympiade afgebroken: ze waren er in
1929 al niet meer.
De opvallende Citroëngarage, voor
Ajacieden nauwelijks weg te denken
uit het vooraanzicht van het stadion,
verrees al in 1931 op de opengevallen
plek, een jaar nadat Ajax voor het
eerst 'om het echie' in het stadion
had gespeeld: op 9 maart 1930, in de
kampioenscompetitie tegen Velocitas
(8-0!).
Het Olympisch Stadion gold
bijna een mensenleven lang als
Ajax' tweede thuis, waarnaar werd
uitgeweken voor grote Europese duels
en topwedstrijden in de eredivisie.
Aanvankelijk kwam Ajax er vooral
als uitspelende club, meestal tegen
stadgenoot Blauw Wit, die vanaf 1928
decennialang zijn thuiswedstrijden in
het Olympisch afwerkte.
In de jaren zestig vierde DWS als
thuisclub triomfen in het Olympisch,
ook tegen Ajax, met de landstitel
van 1964 als hoogtepunt. Ook FC
Amsterdam, de fusieclub waarin de
profsecties van Blauw Wit en DWS
in 1972 opgingen, had het stadion
als thuisbasis.
In het Olympisch Stadion speelde
Ajax ontelbare klassiekers tegen
Feyenoord en kampioenswedstrijden
in de eredivisie. De club speelde
er tussen november 1957 (tegen
SC Wismut) en april 1996 (tegen
Panathinaikos) ruim zeventig
Europese thuisduels en won er
zijn eerste, door velen vergeten
internationale hoofdprijs: de
Intertoto Cup van 1961, na 4-2
winst in de finale tegen... Feyenoord!
Slechts één keer werd een echte
Europacup veroverd in het
Olympisch Stadion (de Uefa
Cup van 1992), maar de negen
succesvolle roads to the final werden
goeddeels afgelegd in het Olympisch
Stadion, dat bij veel buitenlandse
voetballiefhebbers nadrukkelijker als
'Ajaxstadion' op het netvlies staat
dan De Meer.
Het absolute dieptepunt in het
Olympisch Stadion? Persoonlijk
houd ik het op Ajax - Parma,
3 maart 1994, kwartfinales
Europacup II. Ik was student, had
te weinig geld voor een kaartje en
besloot daarom de 'gliproute' te
nemen: over de Stadiongracht,
via de sluisjes aan de zuidzijde. Ik
gleed uit, kon me nog vastgrijpen,
maar verdween niettemin tot mijn
middel in het water.
Uiteraard ging ik tóch gewoon
naar binnen, je bent supporter of
je bent het niet, maar in het
tochtige vak SS kreeg het woord
'kou' voor mij een nieuwe dimensie.
Ondanks de saaie wedstrijd (0-0)
beschouwen mijn vrienden die
avond in maart 1994 overigens
juist als het absolute hoogtepunt
in de geschiedenis van de beroemde
'betonnen kolos' van Amsterdam-
Zuid.
De twee miljoen bakstenen zijn weer bruinrood in plaats van grijszwart.
Het Olympisch Stadion zoals architect Jan Wils het had ontworpen. Dus zonder tweede ring aan de korte zijden.
Olympisch |l
Stadion
Amsterdamsche
Bos
Amstelveen