De evolutie van een Amsterdammer ay Gerard van der Lem, FC Amsterdam Nourdin Ajax Life nummer 16 BI maart 2006 I 'Wat er met Nourdin is gebeurd, vind ik heel erg. Zouden dat nou allemaal Amsterdammers zijn geweest, die hem hebben uitgefloten thuis tegen NEC?' 'De spelers zien mij als hun voetbalvader.' Van der Lem geeft Rosenberg nog wat laatste tips voor de aftrap tegen NAC. Amsterdam - Meer Amsterdams dan Gerard van der Lem (53) vind je ze niet. Over zijn afkomst, opvoeding en de huidige generatie kan hij boeiend vertellen. Daarom deze mono loog van een assistent-trainer. Door Arnout Verzijl 'Ik ben geboren in het centrum van Amsterdam. Wittenburg, bij de Prins Hendrikkade. Vlakbij de Jodenbreestraat. Een volksbuurt, waar veel spe lers vandaan kwamen. Uit Amsterdam komen hield vroeger in dat de wereld Amsterdam was. Daar kwamen we niet buiten. Buitenlandse vakanties bestonden nog niet. Ik was blij als ik eens naar Bakkum of Zandvoort kon, waar mijn ouders een houten tenthuisje bezaten. Toen ik in de jeugd van Ajax speelde, voetbalden we tijdens de winterstop gewoon door op straat. Mijn vriendje Tommie ging met zijn vader mee op win tersport. Die man bezat enkele discotheken in de stad en had wat geld. Tommie kwam helemaal bruin terug. Daar begreep ik niets van, hij ging sterk, werkte vroeger in de kolen en op het water. Toen ik thuis kwam, vertelde ik over die tik. Hij vroeg me wat ik dan gedaan had. Op dat moment besefte ik al dat ik er beter niets over had kunnen zeggen. Nadat ik het eerlijk opgebiecht had, kreeg ik er nog eentje overheen. Dat ben ik nooit van mijn leven meer vergeten.' TUSCHINSKI 'Ik heb zeven jaar in de jeugd van Ajax gespeeld. Op mijn zeventiende werd ik weggestuurd. Niet omdat ik niet kon voetballen. Ik had problemen met gezagsverhoudingen. Dat had ik thuis met mijn vader, op school en bij Ajax. Alleen mijn moe der ontsprong de dans altijd. Ik vertrok naar Zee- burgia en ging in militaire dienst. Daar zag ik als een berg tegenop. Tonnie Bruins Slot zat bij FC toch naar de wintersport? Ik kon gewoonweg niet geloven dat het toch door de zon kwam. Op straat werd ik gevormd, maar de normen en waarden kreeg ik van thuis mee. Ik weet nog dat ik in de eerste klas van de middelbare school zat. We hadden een Franse repetitie die ik niet geleerd had. Ik had een heel oude docent, eentje die nooit opstond. Dus plakte ik bij de jongen voor me een briefje op zijn rug. Opeens hoorde ik een stoel schuiven, ging die ouwe toch door de klas lopen. Ik durfde het briefje niet meer weg te halen. Hij liep mij in eerste instantie voorbij. Totdat ik zomaar een draai om mij oren kreeg. Mijn vriendjes zei den "dat moet je tegen je vader zeggen". Die was Amsterdam en regelde dat ik speciale faciliteiten kreeg in het leger. Daarom ben ik naar die club gegaan. Daar heb ik een fantastische tijd gehad. Met allemaal semi-profs. Jan Jongbloed had een winkeltje in visattributen. Frits Flinkeveugel een sigarenwinkel in de Kinkenstraat. De eenvoud, het simplisme maakte die periode onvergetelijk. De sociale controle was enorm. Ik leerde destijds mijn vrouw kennen en wilde wat gaan doen op zaterdagavond. Dus ging ik met haar naar de film in Tuschinski. De dag erna moesten we spelen. Na de film, de eerste voorstel ling, zijn Margot en ik wat gaan drinken in de Utrechtsestraat. Ik nam een colaatje. Het was 22.00 uur en Dien, de vrouw van Jongbloed, zat er ook. Heel gezellig. Totdat Jan binnenkwam om Dien op te halen. Die zag mij en ging direct tekeer tegen me. Midden in dat café. Ik verweerde me en zei: "Ik heb alleen maar een colaatje gedronken en ga zo weg." Daarop begon Dien weer tegen Jan uit te vallen: "Dat jij nou zo'n dooie bent." Zo ging dat nog even door in die kroeg. Ik was er erg van onder de indruk. Want Jan Jongbloed, dat was iemand, hoor. FC Amsterdam was, als afspiegeling van de stad in die tijd, veel meer Amsterdams dan Ajax. Met voetbal werd niet veel geld verdiend, maar zat je bij Ajax, dan behoorde je tot de elite. Ajax klopte aan de deuT van Europa en iedereen wilde daarbij horen. FC Amsterdam was het tweede cluppie. Bij een verbouwing van het spelershome werd er een nieuwe plaquette opgehangen met de spreuk "Humor is de kracht van de ploeg". Zo was het. De jonge Amsterdammers van nu uit onze ploeg zijn anders dan toen. Zij hangen een andere cultuur aan. Ze zijn hier geboren, maaT worden thuis altijd geconfronteerd met hun Surinaamse ach tergrond. En ze blijven naar elkaar trekken. Toch beschikken ze over die humor. Gekke dingen doen en zo, dat vind ik leuk om te zien. Ook de Amster dammer evolueert. De oude garde gaat de pijp uit, nu is er een nieuwe generatie.' zijn. Maar om iemand helemaal neer te sabelen, dat gaat te ver. Ik ben na afloop van dat incident heel boos geworden op de spelers en heb gezegd: "Ik had gelijk de bal in mijn handen gepakt. Zolang ik hem beet heb, kan er niet verder gespeeld worden. Dan was ik naar Nourdin toege gaan, die op dat moment geblesseerd op de grond lag en werd uitgefloten. Jullie zijn een stelletje lafaards. Jullie hadden achter hem moeten gaan staan. Waarom zien jullie dat niet? Als hij wordt aangevallen, worden jullie allemaal aangevallen." Ik zag aan hun ogen dat de boodschap aankwam. Ik kan alles tegen ze zeggen en dat doe ik ook. Dat recht heb ik. Op mijn leeftijd hoef ik me voor een jongen van negentien niet te verantwoorden. Dat moeten ze maar leren. Het werkt, want de spelers zien mij als hun voetbalvader. Dat had ik met Nigel de Jong heel sterk. En met Nourdin. Ik heb veel met hem gepraat. Hij was heel verdrietig na dat uitfluiten."Jij kan zo goed voetballen. De men sen zijn jou niet waard," sprak ik tegen hem.' OPRECHTHEID 'De spelers geloven in mijn oprechtheid. Ik ben altijd vrolijk, positief. Spelers vinden dat prettig. Ik voel het aan als ze ergens mee zitten. Dan ga ik ernaast zitten en zeg: "Hè, wat is er nou?" Negen van de tien keer vertellen ze alles. Zit ik er vervol- Met collega's Blind en Krol, vorig seizoen in de Amsterdam ArenA. Amsterdammers onder elkaar: Ruud Hesp en Gerard van der Lem, bekenden uit Barcelona. AFBETALING 'Omdat ik in dienst ging, vond voorzitter Stoop dat ik een autootje moest hebben. Op een middag vroeg trainer Van de Meent of ik meeging naar de BMW-dealer bij de Berlage-brug. De trainer stapte daar in een gloednieuwe, blauwe BMW 2002. Hij had zelf een oude Peugeot en ik hoopte stiekem dat ik die zou krijgen. Plots zei Pim:"Gajij er eens inzitten. Hij is van jou." Ik wist niet wat ik hoorde. Hoe moest ik dat mijn vader vertellen? Die had een autootje op afbetaling. Ik durfde niet naar huis. Ik schaamde me zo die auto voor de deur te zetten, achter die van mijn vader. Wat had ik nou helemaal gepresteerd? Helemaal niets. Die ouwe had zich helemaal de kolere geweTkt. Nu nog, als je aan het begin van het seizoen je nieuwe auto moet halen, rijden die jonge gasten er zomaar mee weg. Dat gaat erbij mij nog steeds niet in. Hetzelfde heb ik met eten. Ik eet altijd mijn bord leegWij hadden vroeger twee keer per week vlees. Meer was er niet. Ik zeg wel eens: "Waarom schep je nou zoveel op als je de helft laat staan?" Nou weet ik ook wel dat het wordt weggegooid zodra wij weg zijn, maar toch. Afijn, toen ik thuis kwam in die nieuwe BMW, geloofde mijn vader me niet. "Zit er soms een addertje onder het gras?" "Ja", zei ik, "want ik ga 1000 gulden netto verdienen in plaats van 300." AMSTERDAMMERS? 'Wat er met Nourdin is gebeurd, vind ik heel erg. Zouden dat nou allemaal Amsterdammers zijn geweest, die hem hebben uitgefloten thuis tegen NEC? Het is typisch Amsterdams om kritisch te gens weer mee, want wat moet door naar Danny en wat niet? Onlangs heb ik de zogenaamde afstandelijkheid bij spelers getest. Wat weten ze over hun komende tegenstander? Dat zegt name lijk iets over de betrokkenheid. Voor de wedstrijd tegen Sparta maakte ik een rondje langs vijf spe lers. Ik vroeg aan Urby: "Tegen wie speel je zon dag?" Hij zei:"Ik denk Jason Oost". Vermaelen wist het ook. Slecht voorbeeld trouwens, want er speelt één Belg bij Sparta (Van Tornhout, red) en die moest hij net dekken. Maar goed, ze wisten het allemaal. Had ik me toch vergist. Gelukkig maar. Ik dacht eigenlijk dat ze het niet zouden weten. Dat zegt wel iets over onze groep. De sfeer wordt steeds beter, het niveau op de trainingen schiet omhoog. Er zit weer leven in.' PAPA Gerard van der Lem was twee seizoen als assis tent werkzaam onder Louis van Gaal bij FC Bar celona.'We moesten eens trainen in het kleine stadion, aan de overkant van Nou Camp. Ik liep daar naartoe met Rivaldo, die me altijd Papa noemde. Terwijl we over straat liepen, stonden verderop oude mannen aan de straat te wer ken. Een oude, pezige man, zekeT zestig, was met een drilboor in de weer. Hij was verschrik kelijk bruin over zijn hele lijf en hij zweette enorm. Rivaldo kon over niets anders praten dan zijn eerste Ferrari, die hij net had aange schaft. Ik moest en zou er's middags een stukje in Tijden. Opeens pak ik hem bij zijn arm en vraag: "Valt jou niets op? Die mensen daar. Als je nou zo'n man ziet, denk je dan niet wat een geluk je hebt?" Rivaldo zei:"Toen ik klein was in Brazilië, hadden we helemaal niets. Al mijn broertjes en ik werden weggestuurd om doos jes lucifers te verkopen. Toen besloot ik voet baller te worden om mijn familie rijk te maken." Soms moet je helpen herinneren.'

AJAX ARCHIEF

Ajax Life (vanaf 1994) | 2006 | | pagina 7