Bob ontmoet Dick de Groot
LaPercbedOr
Ajax Life nummer 11 18 januari 2003
VIA DE MEER NAAR VOLENDAM
Wie de oude clubbladen van Ajax heeft gele
zen zou het kunnen weten, want dit is niet
het eerste interview met Dick de Groot: Dick
voetbalde zelf ook. Als kind, opgegroeid in de
jaren vijftig en zestig, was er ook niet veel
meer dan voetbal als passioneel tijdverdrijf.
Voetballen op stTaat, op braakliggende ter-
reintjes aan de Tand van de stad. Voetballen
rak - I
LOL BIJ DE AJAX AMATEURS
Om de voetbalavonturen van toen wordt aan
de beruchte Ronde Tafel, het kloppend hart
van het restaurant van De Toekomst, nog
'ZET VOORRRR!'
Bob en Dick de Groot, al decennia lang bewakers van de Ajax-cultuur.
AMSTERDAM - 'Zet voorrrr die bal! Zet voorrrla, Henkie, raak 'm goed, 't is je moeder
niet. Of je verloofde!' Winterkoud lamplicht glijdt over het trainingsveld van Ajax en
het is alsof de tijd heeft stilgestaan. Hetzelfde indringende en dwingende stemgeluid.
Dezelfde tekst met de mengeling van strengheid en een beetje gein. Tien jaar geleden
stond de trainer die zijn aanwijzingen schalt er ook. En twintig jaar geleden ook. En
vijfentwintig jaar geleden-
Door David Endt
„Ja, toen stond ik er ook, inderdaad", lacht
Dick de Groot. Gast van Bob Haarms in La Per-
che d'Or. En vriend van Bob. Want samen
beleefden zij bij hun club vele, vele uren met
elkaar. Als trainer op het veld, als collega's bij
besprekingen en als vrienden aan een tafeltje
in de kantine. „Bob Haarms", legt Dick de
Groot uit, „stond feitelijk aan de wieg van
mijn trainersloopbaan. Hij vroeg mij hem te
assisteren bij het trainerswerk voor de jeugd.
DaaT had ik wel oren naar." Bob glimlacht bij
de herinnering aan de dagen die ver achter
ons liggen. Aan het eind van de jaren zestig.
Hij knikt en voegt toe: „Kijk, in die tijd hadden
wij een trainer rondlopen, Han Grijzenhout,
die hart had voor het werk bij de jeugd. Hij
had al een paar keer bij het bestuur aange
klopt om de mogelijkheid een extra pupillen-
lichting aan de jeugdafdeling toe te voegen.
Terecht zag hij daar de noodzaak van in. Dat
was niet makkelijk hoor. Dat overtuigen
bedoel ik. We zullen wel een goede smoes
bedacht hebben, want die B-pupillen, met Wil
Deegen als leider, kwamen er! Ikzelf trainde
vanaf 1967 als parttimer al een rits jeugdelf-
tallen en met de komst van de B-pupillen,
zoals dat toen heette, was er dringend
behoefte aan een trainer erbij. 'Zou jij me
woensdags kunnen helpen'? Dick de Groot
schatert het uit. „Dat was wat Bob me toen
vroeg. En hij voegde er slim aan toe: 'Dickie,
het is je op het lijf geschreven'. Ja, wat moet je
dan?"
„Hij had gelijk. Bob kwam precies op het
goede moment, kwestie van timing, zullen we
maar zeggen. Ik had het gevoel dat het trai-
nersschapmij wel zou liggen en al snel was er
al veel meer dan alleen die woensdagmiddag.
Man, voordat ik het wist, waren we de hele
week bezig. Het was vooral liefdewerk, in het
begin stelde de vergoeding niet veel voor. Een
habbekrats voor veel lol. Ach, je deed het uit
clubliefde, geld was er nauwelijks in die tijd.
Naderhand is dat beter geworden. In 1975
kwam ik op de loonlijst bij Ajax dus reken
maar uit, dik zevenentwintig jaar ben ik al
aan de club verbonden."
daar waar het maar kon. Partijtje, met lan
taarnpalen als doel, putten, één tegen één.
Hele buurtcompetities waren er. Ook in
Amsterdam oost waar Dick de Groot
opgroeide. „Van huis uit ben ik katholiek.
Zonder dat je daar een probleem van maakte
betekende dat je, zodra je de leeftijd had
bereikt waarop dat kon, op een katholieke
club ging. In mijn geval was dat De Meer. Ja,
de club ook van Louis van Gaal en van Maar
ten Spanjer. Op zondagmorgen eerst naar de
kerk en daarna, vanaf twaalf uur, voetballen.
Andere tijden ja. Ajax was er uiteraard ook.
Groei je op in oost, dan is Ajax altijd je club,
maar er waren zoveel verenigingen en iedere
club had zijn eigen achtergrond."
„Wat voor voetballer ik was? Tsja, eh, om in
het hedendaags jargon te blijven, ik was een
zes. Middenvelder dus. Zo eentje die het niet
t J
meteen van een ragfijne techniek moest heb
ben maar wel een speler waar je op kon reke
nen. Ik moet zeggen, ik had een aardig schot
in mijn benen en had genoeg vechtlust. Ik
denk dat je mij maar beter bij je, dan tegen je
kon hebben."
Bij De Meer ontwikkelde Dick de Groot zich
tot een meeT dan redelijke kracht. De ambitie
deed de rest. Het gmte buurtoverheersende
Ajax was misschien een station te ver, maar
ergens anders kon De Groot het wel proberen.
Het werd... Volendam. De Groot ziet de verba
zing in de ogen van de interviewer. Volen
dam? Maar dat was toen toch een bolweTk
van louter Volendammers? 'ha, ha', lacht De
Groot, „Dat was ook zo. Ik was één van de eer
ste Amsterdammers die daar rondliep. Twee
fantastische jaren lang reed ik op en neer van
Amsterdam oost naar Volendam. Geweldige
tijd. Wat ik er aan heb overgehouden behalve
vrienden? Een Vespaatje, een scooter dus!"
Hilariteit aan tafel. „Wat zal ik zeggen", ver
telt De Groot verder, „Laten we zeggen dat ik
tegen het eerste elftal aan leunde. Het was
niet makkelijk hoor, om als buitenstaander
een plekje te verwerven in de hoofdmacht. Op
een gegeven moment raadde de trainer van
Volendam mij aan om het ergens anders te
zoeken. 'Ga naaT Ajax', zei hij, 'naar de ama
teurafdeling'. 'Daar wordt toch op niveau
gespeeld'. Dat heb ik gedaan. Kwam ik terecht
in het amateurelftal. Ja, ik was trots dat ik dat
rood-witte shirt om mijn bast mocht trekken,
tuurlijk."
steeds veel gelachen. Daar zitten mannen die
elkaar al lang, lang kennen. Van Ajax maar
zelfs van daarvoor. „Cas Harms, die ook in de
Ajax amateurs speelde en nu, najaren leider
te zijn geweest van de Ai, in de scouting van
Ajax zit. En Ruud Verschoor", lacht De Groot.
Goede voetballer in zijn tijd hoor. „Kon wel
wat met de bal. Hoorde ook bij mijn generatie
van jongens uit Amsterdam oost voor wie
voetbal alles en misschien wel het enige was.
Hij is nu de uitbater van het restaurant hier,
maar hij voetbalde toen ook. Alleen, hij kwam
's-nachts altijd laat thuis, dus op zondag had
je weinig aan hem..." Er wordt smakelijk gela
chen. Nog steeds wordt geen gelegenheid
onbenut gelaten elkaar op de hak te nemen.
Bob haakt in: „Dick was een jongen die gevoel
had voor sfeer, voor ambiance. Ajax 3 (het
hoogste amateurelftal in die jaren, Ted.) en
Ajax 4 trainenden gezamenlijk. Op woens
dagavond deden Ajax 5 en Ajax 6 dat ook.
Daar speelde Dick op een gegeven moment
en er was altijd wel wat. Als zoon van een
melkboer sleepte hij consumpties mee: yog
hurt, chocolademelk, gevulde koeken. Het
was een goed elftal, veel van de jongens had
den vroeger op een hoger niveau gespeeld. En
de stemming was geweldig. Strijden in het
veld, lol daarbuiten."„Een beetje gein hoort
erbij", beaamt Dick de Groot. „Na de trai-
ningsarbeid gingen we dan ook vaak naar de
overkant, naar Café Meerzicht, waar nog een
enkele versnapering werd genuttigd! Het
was een geweldige tijd." Dan plooien de lach
rimpeltjes zich weer, want het gaat nu over
Het Vak. Het vak van trainer dat Dick de Groot
al zo lang en nog steeds met volledige over
gave uitoefent. Heeft hij nooit de ambitie
gehad om verder te gaan dan Ajax, ergens
een eerste elftal te leiden, nog meer op eigen
benen te staan?
De Groot, ernstig nu: „Toen ik begon, was ik
een jaar of dertig. En van de salarissen die er
toen betaald werden, kon je niet leven. Ik
deelde mijn trainersjob met mijn 'normale'
werk. Het liefst was ik natuurlijk bij de club in
vaste dienst gekomen, maar daar was toen
geen sprake van. Andere tijden... In die tijd
trok ik op maatschappelijk gebied de stoute
schoenen aan en begon een zaak in gedestil
leerde dranken. In Vinkeveen kreeg ik die kans
en die heb ik met beide handen aangegrepen.
Ik heb absoluut een fantastische tijd gehad,
wat zeg ik, dat is het nog steeds".
STATION DE GROOT
Geen tTainer heeft zoveel jong talent ondeT
zijn hoede gehad als Dick de Groot. Sinds jaar
en dag is hij een vast baken in de jeugdoplei
ding. Noem het maar 'Station De Groot'. Wie
hij allemaal op hun donder heeft gegeven of
van vaderlijk advies heeft voorzien, allemaal
om die jongens naar een nog hoger plan te
tillen? Teveel om op te noemen. Maar natuur
lijk druppelen, nee stromen de namen oveT
zijn lippen. Johnny van 't Schip, Bryan Roy, de
broertjes De Boer, Dennis Bergkamp, Frankie
Verlaat, Sonny Silooy, Johnny Bosman,
Richard Witschge, Danny Muller, Michel
Kreek, Clarence Seedorf, Michael Reiziger, ga
zo maar door. Ik heb ze allemaal langs zien
komen en groot zien worden. Met de Bi wer
den we tien jaar lang kampioen van Neder
land. Met Cor van Eijden als leider. Tien jaar
achtereen, fantastisch toch. Sommigen zijn
grootheden geworden, anderen vielen af.
Maar het Tespect is er nog steeds wanneer ik
ze tegenkom. Dan is het 'Hallo, trainer, alles
goed?' Of 'Dag meneer De Groot'. Nee, geen
'Dickie', je blijft op één of andere manier
altijd hun 'trainer'.
Dat was ook zo met de voetballers die hij
onder zijn hoede had als trainer van het
Zaterdag 1 elftal. Het team waarvan Bob
Haarms één van de geestelijke vaders was.
Die periode was een apart intermezzo in de
loopbaan van Dick de Groot.
„Leo Beenhakker vroeg mij indertijd of ik dat
elftal wilde trainen. Eigenlijk was het meer
opdracht dan vraag. Eerlijk gezegd zag ik daar
Lees veTdeT op pagina 10