La Perche
Bob ontmoet Rinus Michels
18 APRIL 2002 NUMMER 18 AjAX LIFE
Humor discipline
Voor Bob Haarms was er één grote Leermeester: Rinus Michels. De discipline is door beiden heilig verklaard. Ajax
groeide onder Michels uit tot een professioneel Amsterdams voetbalbolwerk. Bob Haarms, bijnaam 'de Spijker',
voetbalde ook nog samen met de kopsterke spits Michels. In bar-restaurant La Perche d'Or mijmerden beide
oertrainers samen hardop over hun tijd bij de rood witte schare.
rentoernooi in Groningen. Dat was voor ons een hoogtepunt,
een reis naar de andeTe kant van de wereld! En dan eten,
natuurlijk. Het duurde een aantal jaren voordat ik mijn hon
ger had gestild. Ik heb een echte klap gehad. Maar goed, Ajax
i had veel blessures en moest een kampioenswedstrijd spelen
tegen ADO in Den haag. Ik weTd opgeroepen. Deels was ik ver
guld, aan de andere kant had ik er de pest in dat ik niet naar
Groningen kon gaan.
Het was een bijzondere gewaarwording, met die grote jon
gens waar ik tegenop keek, met hen in de kleedkamer. Maar
ik was Amsterdammer, kon wel een stootje hebben." Het
debuut werd een jongensdroom. „Zelfs een regisseur kan dat
niet verantwoorden. Ik scoorde vijf goals. Ongelooflijk! Mijn
vader was enorm trots."
De spits Michels bleef direct in de basis staan, mede door een
blessure van midvoor Theo Brokmann. Bob Haarms: „Michels
was altijd de man van de kopballen. Echt kopsterk, dat was
zijn specialiteit. Ik keek altijd naar het elftal waar ik ooit in
hoopte te voetballen. Ik was zo leergierig als de pest. Als
jeugdlid hadden we allemaal een diplomaatje, dat was
meteen ons kaartje. We vraten het voetbal, zaten al een uur
voor de wedstrijd te beven of ze wel zouden winnen."
In 1952 kwam Bob Haarms bij het eerste elftal. De hiërarchie
binnen de spelersgroep maakt Bob duidelijk aan de hand van
een mooi voorbeeld: „Het was voor mij een eer de schoenen
van meneer Potharst in te lopen. Zijn afscheid was mijn
debuut, tegen Heracles. Potharst had van die grote hoge Man-
fields, met keiharde neuzen. Een week lang liep ik op schoe
nen die een maat te klein waren. Door plassen en modder, om
het leer soepel te maken. Daar was ik trots op."
IDOOLIG
Rinus Michels wilde, net als Bob Haarms, zo snel mogelijk lid
worden van dé club. Twaalf jaar was de minimum leeftijd. „Ik
vond dat verschrikkelijk lang duren," vertelt Michels. „Ik wilde
het échte voetbal. Ik speelde iedere dag, maar op een gegeven
moment is dat hét." Na drie proefwedstrijdjes en een bezoek
aan de ballotagecommissie werd de twaalfjarige Rinus in
1940 aspirant-lid van Ajax. De enige optie: „Door mijn vader
wist ik niet beter. Er was maar één club."
In het stadion lette de jonge Michels vooral op één speler
„Niet dat ik nou zo'idoolig'ben,maar ik was erg gecharmeerd
van de midvoor Toen ik op de tribune stond, was dat Piet van
Reenen. Daar kon ik echt van genieten."'Goaltjes-Piet' is nog
steeds clubtopscorer, met in totaal 273 doelpunten. „Hij
schoot ze er van alle hoeken en in alle standen in, dat maakte
op mij veel indruk."
Het Ajax van de jaren veertig is onvergelijkbaar met het Ajax
van nu. Michels: „Het ging allemaal veel gemoedelijker. Ik
trainde één keer per week. Daar keek ik naar uit, natuurlijk. Ik
deed er een uur over, met de tram naar het stadion. Later ging
ik op de fiets. In 1944 was ik junior. Het openbaar vervoer was
in de hongerwinter afgelopen, er werd nog amper gevoet
bald. Maar dan ging ik toch, op een fiets met van die massieve
houten banden."
„Dat hoefde ik gelukkig niet te doen, ik woonde bij het Ajax-
stadion," zegt Bob. „Maar jij moest dat hele end vanaf de
Olympia-weg! Maar dat had je er voor over, toch?" Michels
knikt. Bobby, zes jaar jonger, heeft in de jeugd nooit met zijn
Door Erol Erdogan
„Het begon voor mij allemaal als supporter", trapt Rinus
Michels af. „Mijn vader was een Ajax-man.Toen ik werd gebo
ren, woonden mijn ouders in de Balistraat in Amsterdam-
Oost. Ajax lag dus voor de hand. Later verhuisden we naar de
Olympia-weg, onder de rook van Blauw Wit in het Olympisch
Stadion. Maar vader ging toch echt niet naar die club. Er
kwam nogal wat bij kijken om wekelijks naar Ajax te gaan."
Michels verhaalt over de dagen dat het Ajax-stadion de MeeT
nét was gebouwd. Midden jaren dertig werd elk dubbeltje
omgedraaid. „Als jongen moest ik toen een staanplaats voor
elkaar zien te boksen. Geld was er niet. Voor een jongens
plaats diende ik er vroeg te zijn. Met mijn neef liepen we dan
zondagochtend, onderweg een balletje trappend, vanaf de
ValkenburgerstTaat naar de Middenweg. Dat was normaal.
We hadden geen begrip van tijd." „Nu zouden ze een taxi
nemen," vult Bob aan. Straatvoetbal was het belangrijkste
tijdverdrijf. „Voor we naar het stadion liepen, voetbalden we
altijd even tegen de 'joodjes'. Het was een jodenbuurt, met
een hele brede straat, waar we ons konden uitleven. Verkeer
was er nog nauwelijks."
leermeester gevoetbald. „Rinus had een heel best A-junioTen-
elftal. Ze speelden op het trainingsveld voor de Meer. Dat was
altijd een prachtige pot voetbal. Er kwamen altijd heel veel
mensen kijken naar een ontzettend goed team."
Meneer Distelbrink was de eerste trainer van Rinus. „Je moet
niet vergeten; die trainingen waTen voor ons bijzaak. Het
klinkt misschien raar, maar we waren stTaatvoetballers. Die
trainers konden ons alleen als team wat leren; hoe we in onze
positie moesten spelen.Training was nog behoorlijk primitief
in die tijd. Ik speelde met allemaal straatvoetballers. Die ken
den het spelletje wel. Een beetje bijschaven was genoeg."
ETEN
Het debuut van Michels in Ajax 1 liet door donkere omstan
digheden iets langer op zich wachten. „Ik was blij dat ik de
hongerwinter had overleefd. Er was niks meer van me over.
Het duurde een poosje, maar in 1946 hadden we een junio-
U OF JIJ
Het eerste contact tussen Bob en Rinus kan de assistent zich
nog wel herinneren. „Ik wist niet wat ik tegen meneer
Michels moest zeggen. Was het nou'u'of'jij'? Als jongetje liep
ik daar tussen die grootmachten te ballen. Ik weet niet of ik
die eerste wedstrijd tegen Heracles goed speelde, maar ze
gaven me na
afloop wel een
schouderklopje.
Een mooi steuntje
in de rug." Het
Ajax-elftal van
toen was door
drenkt met
Amsterdamse
humor. Trainer
Bob Thomson,
geen blijvertje,
ondervond dat.
„Verschrikkelijk,"
meent Bob, „Ik
weet wat je wil
vertellen, Rinus." Michels: „Er was een receptie van de speler
GeTard van Dijk in de Oesterbar, voor zijn huwelijk. Er vloeide
drank.Thomson was een Schot, dus die ging behoorlijk aan de
bak met whisky. We moesten na afloop nog trainen. Een
beetje slecht gepland, maar goed. We hadden dat beter niet
kunnen doen. We slaagden erin achter zijn auto een vuilnis
bak te binden. Dat was een gigantisch lawaai. Hij reed zo het
Rinus Michels feliciteert Bob Haarms met diens 65ste verjaardag.