FANAAT I 21 FEBRUARI 2002 NUMMER 14 AjAX LIFE Bobby ontmoet L< Het leven van Louis van Caal is, net als dat van oer-Ajacied Bob Haarms, vervlochten met Ajax. Natuurlijk was hij trainer-coach van Barcelona en later technisch eindverantwoordelijke bij de KNVB. Maar het rood-witte hart klopt nog altijd met even veel passie. In het bar-restaurant La Perche d'Or, waar Tilly Haarms de scepter zwaait, halen Bob en Louis herinneringen op. Over de Wereldbeker, over een rondvaart door de grachten en over de irritatie training. Van Caal: „Ajax valt of staat met zijn trainers." Door Erol Erdogan Bij het raam van de serre, voorin het restaurant, ontmoetten Bob en Louis elkaar. Twee mannen die bij Ajax zoveel samen hebben meegemaakt, dat het ampeT te bevatten is. Span ning, emoties, maar ook enorm veel lol. Bob heeft naast de tafel een uitvergrote foto gezet. Op het kleurrijke beeld vieren de Ajacieden met het publiek een landskampioenschap. Het is 13 mei 1995. Bob Haarms: „Het waren fantastische tijden. Wat een voetballers hadden we. Wat waren we rijk." Louis van Caal knikt instemmend. De successen in het Olympisch Sta dion en De Meer. Ach, stadion De Meer. Beiden woonden in de Watergraafsmeer, zijn geboren en getogen onder de rook van het Ajax-stadion. Een eerste herinnering die Bob ophaalt, gaat meteen over een niet geringe titel: de Wereldcup. Bob: „We kwamen 's nachts een keer om twee uur aan bij het stadion. Hadden toen net de Wereldbeker gewonnen in Tokio. Kwam er zo'n kereltje langs op een brommertje. Jij had die Wereldcup voor het raam van jouw kantoortje neergezet.Hé, idioten', schreeuwde dat mannetje, 'Wat zijn jullie nou in godsnaam aan het doen! Gaan jullie om drie uur 's nachts trainen?' Brom, brom, brom, Teed 'ie zo weg op zijn brommer tje, de Middenweg op." Louis vult aan: „Dat soort dingen deden we gewoon. Na de winst van de UEFA Cup in 1992 zijn we met z'n allen met de spelersbus bij Dennis Bergkamp langs geweest. Hij zat ziek thuis, bij zijn ouders. Dat was na de finale tegen Torino. Met die bal van die Italianen op de lat." Bob zucht en sterft even weer duizend doden. Net als destijds, op de reservebank in het Olympisch Stadion. Van Caal kon als jong ventje bijna niet aan Ajax ontkomen. Hij hoefde alleen de Middenweg maar af te lopen en stond al bij het stadion. Louis: „Ik heb altijd gekeken naar de trainin gen, naar Rinus Michels. Als klein jongetje woonde ik aan het Gallileï-plantsoen en was helemaal fanaat van voetbal. En Louis van Caal: Voor mij was de rondvaart het mooiste moment". düs van Ajax. We gingen op zondag altijd, met de hele fami lie, naar de wedstrijden. Ik ging dan glippen, want ik wilde niet al mijn zakgeld daaraan besteden. Die slootjes bij VVCA, daar kon ik nog wel overheen springen. Ik was Amsterdam mer en kwam er altijd wel in. Ik voetbalde bij RKSV de Meer en Ajax wilde mij al hebben toen ik nog in de jeugd speelde. Met de Bi speelden we uit tegen de B4 van Ajax. 0-9! Zeven doel punten, zeven! Van Louis van Gaal." Bob haakt even in: „Ajax was waarschijnlijk niet op komen dagen, lijkt mij zo." De jonge voetballer Van Gaal maakte indruk en kon, in de voor Ajax gouden begin jaren-zeventig, een contract krijgen: „Penningmeester Henk Timman en voorzitter Jaap van Praag vroegen mij langs te komen. Mijn vader was net overleden, dus mijn broer en m'n moeder gingen mee. En die oude Jaap van Praag pakte mijn moeder helemaal in! Ongelofelijk maar waar, die oude charmeur. Mijn moeder sprak altijd nog lovend over de heer Van Praag sr., zelfs tien jaar na dato." ETEN Bob Haarms trainde in die tijd Ajax 2. In die hoedanigheid kreeg hij ook Van Gaal onder zijn hoede: „Louis had een fan tastische moeder, zij zorgde heel goed voor haar zoon. Vertel eens over het eten voor de trainingen." Louis doet dat: „In mijn eerste jaar had ik Han Grijzenhout als trainer, het tweede jaar was onder Bobby. Ik zat van 's morgens acht tot 's avonds zes uur op de Academie voor Lichamelijke Opvoe ding; de hele dag met sport en theorie bezig. Om half zeven moest ik bij Ajax 2 trainen, bij Bob. Dan moest ik altijd nog even langs het Gallileï-plantsoen in de Watergraafsmeer. 'Je gaat niet weg zonder te eten', zei mijn moeder altijd. Dus op de fiets van Amsterdam Ookmeer naar Oost - drie kwartier trappen - dan snel eten en vervolgens naar het stadion. En dat was niet zo'n klein bordje hoor! Ik vond het natuurlijk lul lig tegenover die andere spelers, dus zette ik mijn fietsje op het paadje achter WGA; moest altijd rennen om op tijd te komen. Kreeg ik de Bobby Haarms-training, met de bank. Op en af! Op en af! En op en af!! Hup, vijftig keer, honderd keer!!" Bob weet het nog als de dag van gisteren: „En af en toe rende hij dan even naar het slootje langs het trainingsveld." Louis: „Inderdaad, dan ging ik helemaal over m'n nek." Haarms en Van Gaal zijn het al snel eens over wat toen - en nu nog steeds - de kracht van Ajax is. De trainers bepalen de club cultuur. Louis: „Bij Ajax was men ongelofelijk kritisch en het was lang niet zo gezellig als iedereen denkt. Ik kwam van een amateurclub en was best een arrogante kwast. De beste spe ler van die club, maar wat stelt RKSV De Meer nou helemaal voor? Bob heeft mij dat leren inzien. 'Wie ben jij nou eigenlijk, Van Gaal?', vroeg-ie steeds. Voetjes op de vloer en van onder af aan beginnen. Ajax valt of staat met zijn trainers. Ajax heeft wel een bepaalde cultuur, maar uiteindelijk zorgen de trai ners ervoor dat die cultuur wordt voortgezet. Of niet, natuur lijk. Bobby Haarms zet het voort, Dick de Groot zet het voort. De cultuur is weliswaar bepalend, maar de invulling van de trainer is van eminent belang! Kiest Ajax de juiste mensen? Bob Haarms:„Wat een voetballers hadden we. Wat waren we rijk". HET SCHEUTHOEKJE Bobs gedachten gaan weer terug naar De Meer, waar alles binnen gevoelsafstand lag. De jeugd, de spelersvrouwen, de medewerkers; alles klonterde samen op zondag. Bob: „We wisten op zondag meteen alle uitslagen van de jeugd, ieder een leefde mee en kende elkaar." Louis vervolgt: „In De Meer gingen wij na wedstrijden eigenlijk verplicht naar de scheut- hoek in de bestuurskamer, in het hoekje bij de garderobe. Daardoor ontstond binding. Drankje erbij en kletsen over Ajax, over bijvoorbeeld de Bi. Heel even ging het gesprek over Ajax 1, maar vervolgens altijd weer over de jeugd. En we had den de Engelenbak. Een speciale plek op de hoofdtribune; die naam alleen al... prachtig. Daar zaten de trainers, de jeugdlei ders en de spelersvrouwen.." Bob: „En altijd werd er gezegd: 'Gefeliciteerd met onze club!' Nu zeggen ze: 'Waar heb je het eigenlijk over?"' Toen Leo Beenhakker in 1991 zijn heil zocht bij Real Madrid, presenteerde het Ajax-bestuur Louis van Gaal als hoofdtrai ner. Bob was destijds assistent-trainer. Louis: „Na het vertrek van Beenhakker gaf ik aan dat ik mijn eigen staf wilde samenstellen. Ik wilde afscheid nemen van het oude Tegime. Met Bob Haarms wilde ik ook niet verder." Voor Bob was het een pijnlijk moment: „Louis zei het meteen tegen me. Ik was in alle staten, natuurlijk." Maar, Bob gaf zich niet zo maar gewonnen: „Tijdens een vanendag voor de Ajax-jeugd kwam Bob naar me toe. 'Laten we even ergens anders gaan praten', zei hij. Dat deden we. Bob zat er erg mee en ik wilde niet dat hij voor Ajax verloren ging. Uiteindelijk heb ik hem aan de staf toegevoegd", vertelt Van Gaal, kijkend naar zijn trouwe assistent. „Ik ging heel snel overstag en daar heb ik nooit spijt van gehad. Bob was mijn oude tTainer; daar had ik een band mee, een binding. Het was voor mij enorm moeilijk, want ik wilde wel één lijn met alle anderen trekken. Maar Bob mani festeerde zich meteen op een geweldige manier." Bob beaamt dat en legt uit: „De hoofdtrainer moet vrijuit kunnen werken. De shirtjes, de broekjes, noem maar op, dat moet allemaal klaar zijn. Als mijn trainer verloren had, dan moest ik bij hem zijn. In het eerste seizoen verloren we meteen uit van PSV. We kwamen om twaalf uur 's nachts terug in het stadion, maar gingen pas om half vier weg. Pra ten in het trainerskamertje. Met z'n drieën in die coachkamer, dan waren we vrij. Louis had er de kolere in - wij ook natuur lijk - en dan gingen we stoom afblazen. Als Louis terugreed naar huis, was 'ie toch al weer een ander mens geworden. En daar ging het voor mij om, de hoofdtrainer steunen!" Louis: „Gerard nam de rol van Bob over in Barcelona. Ook daar hadden we een ijskastje." Bob moet lachen: „Maar dan met Spaanse ijsklontjes. Ik hoorde trouwens dat keeperstrainer Frans Hoek daar - net als ik - tijdens de hersteltraining ook 'Ta, ta, ta, ta, ta!' riep." Louis: „Dat klopt, maar dat is dan toch echt Louis van Caal: „Bob was mijn oude trainer, daar had ik een band mee".

AJAX ARCHIEF

Ajax Life (vanaf 1994) | 2002 | | pagina 8