Panathinaikos en de verloren finale Piet Keizer Dokhet maakt niet uit wat je O Ajax-life nummer 9 20 december 2000 Door Sander van Ha! Cruijff een fantastische voet baller, maar van m'n stuk bracht hij me niet." Het vertrouwen in eigen kun nen was groot bij de Grieken. Oikonomopoulos vindt dat Panathinaikos het helemaal niet slecht deed tijdens de finale. „Ik denk dat mijn team genoten en ik het juist erg goed hebben gepresteerd", meent de oud-doelman. Tegenwoordig is hij behalve eigenaar van een sportschool in Kallithea actief als keeperstrainer van Panathi naikos. Samen met Kamaras en Domazos is hij woensdag pre sent in de Amsterdam Arena. Om nog één keer tegen Ajax aan te treden. 'Nooit was ik bang dat we zouden verliezen' Dimitris Domazos Dimitris Domazos, tegenwoor dig bezoldigd zakenman, was aanvoerder van het succesteam van Panathinaikos. Hij hoeft niet diep in zijn geheugen te graven om te verhalen dat zijn ploeg ter voorbereiding op de eindstrijd een week lang in een hotel in Londen verbleef: „We trainden veel, heel veel tijdens die zeven dagen", weet Doma zos nog. „Verder bleven we vooral binnen. Er waren veel Grieken in de stad, die voor een voortdurende stroom mensen naar ons hotel zorgden." Het thuisfront leefde hartstoch telijk met de spelers mee. De Griekse kranten stonden in de aanloop naar de finale vol over hun nationale voetbalhelden. Oud-doelman Oikonomopoulos speelde in die artikelen een hoofdrol, want het gerucht ging dat hem verschillende bekende- vrouwen waren aan geboden bij een positief resul taat. Jaren na dato haalt de keeper de scherpe randjes van dat smeuïge verhaal: „Een beroemde Griekse actrice bood mij via een krantenadvertentie aan een avondje met haar door te mogen brengen, indien we de finale zouden winnen. Echt seri eus nam ik dat artikel niet, hoor." De Panathinaikos-spelers leef den in de lente van 1971 voor korte tijd in een droomwereld. Ze stonden in het middelpunt van de belangstelling en konden zich die ene week in Londen volledig op het voetbal richten. Thuis kenden ze die luxe niet. „In die tijd was voetbal in ons land nog geen fulltime beroep. Het gold meer als een hobby", aldus Aristidis Kamaras, spits van Panathinaikos in de finale tegen Ajax. Met zijn 32 jaar was hij de veter aan van de Griekse ploeg; ten tijde van de finale speelde hij al negen jaar voor de club. Kama ras was behalve voetballer advo caat, een beroep dat hij tegen woordig nog steeds uitoefent. Het was niet makkelijk zijn Aristidis Kamaras eigen praktijk met het voetbal len bij een Griekse topclub te combineren, beaamt de 61- jarige oud-speler. Toch kon hij het aan: „Ik vond altijd ruimte om direct na mijn werk te gaan trainen, zoals iedere speler van ons. Dat kon, omdat we nauwe lijks internationale en profes sionele verplichtingen hadden. Bovendien, als je een passie hebt voor iets, vind je daar altijd wel tijd voor." Kamaras wil er mee aangeven dat de Panathinaikos-spelers echte liefhebbers waren. Ze genoten met volle teugen van de voorbereiding op de finale. Het vertrouwen in een overwin ning was groot, ook al stond de ploeg tegenover een elftal dat twee jaar eerder al in de Europa Cup 1-finale had gestaan. „Ik beschouwde Ajax als een erg goed ploeg, hoewel de club in die tijd nog niet zo beroemd was als tegenwoordig", zegt Oikonomopoulos. „Toch was ik nooit bang dat we zouden ver liezen." ATHENE - Ze hadden nooit verwacht de finale van de Europa Cup 1 te bereiken, want het was nog nooit een Griekse ploeg gelukt. Toch stonden Dimitris Domazos, Takis Oikonomopoulos en Aristidis Kamaras op die beivuste zomerse dag in juni 1971 op het 'heilige gras' van Wembley. De pupillen van trainer Feren$ Puskas die het mochten meemaken, weten het nog al te goed. De aanvoerder, doelman en de spits van Panathinaikos halen herinneringen op aan een unieke wedstrijd. snelde als een rendier. Ook de magie van Piet Keizer, de wijs heid van Velibor Vasovic en de agressie van Wim Suurbier staan me nog goed bij." Domazos bewaart, in tegenstel ling tot Kamaras, geen speciale herinneringen aan bepaalde spelers van Ajax. Ook dat hij tegen Johan Cruijff speelde, deed hem niets: „Toen ik de finale afwerkte, had ik al tegen grote voetballers van het kaliber Pele en Franz Beckenbauer gespeeld. Natuurlijk vond ik 'Ik weet dat u nummer 11 bent, ik weet dat u Keizer heet, maar u heeft geen toegangskaartaldus de suppoost van Wembley. Was het in 1970 of in 1971? Ik weet het niet meer, maar ik kan het nakijken. Op de gouden UEFA-medaille die wij kregen toen wij Panathinaikos in London ver sloegen, staat een datum. Ook Ajax was winnaar van de Europa Cup Igeworden. Wij hadden al finale-ervaring toen wij twee jaar daarvoor in Madrid van AC Milan verloren. En Feyenoord won tus sen die twee jaren in voor de allereerste keer voor Nederland een Europa Cup. Ik was de aangever voor de eerste goal, Dick van Dijk kopte mijn voorzet in. Pas vele jaren later heb ik ontdekt waarom ik zo makkelijk langs mijn tegenstander gleed. Ik zal het straks proberen uit te leggen. Het was omvaarschijnlijk dat ik mee kon spelen. Drie dagen daarvoor had ik een zware blessure opgelopen in de beslissende competitiewedstrijd tegen Feyenoord. We zijn toen geen kampioen van Nederland geworden, maar ik liep wel een heel zware blessure op aan mijn enkel. Voor de derde opeenvolgende keer stond een Nederlandse ploeg in de finale en Ajax moest de Europa Cup winnen. Om het volgende seizoen weer mee te kunnen doen aan die Europese top- competitie. Ik was vastbesloten om de finale te spelen en heb dat tegen Michels en de dokter gezegd. Ik weet nog dat ik in een interview manmoedig had geroepen dat wij deze wedstrijd niet mochten ver liezen en dat er geen excuses konden gel den. Trainen kon ik niet, zelfs normaal lopen was er niet bij, ik liep te hinken. 'Dok,' - dat was tegen dokter Rolink - 'het maakt me niet uit wat je flikt, maar ik moet spelen, al spuit je die hele poot vol met verdovingen.' Flinke taal voor de lamme vleugel die ik toen was, maar Michels heeft mij toch opgesteld. Wat mij betreft was daar zelfs geen discussie over mogelijk. Dankzij de bliksemstart en die voorzet is de discussie uitgebleven of ik wel of niet had moeten voetballen. Ik heb een helft redelijk kunnen spelen, de tiveede helft heb ik slechts 'meegefladderd', de verdo ving was uitgewerkt. Om volledig te zijn, het was mijn rechterenkel die gekwetst was. Het was weer een zwaar seizoen geweest voor Michels en mij. In de voorgaande jaren hadden de nodige botsingen plaatsgevonden en was de onderlinge verhouding verdwenen. De finale was een afsluiting van een bizar en nauwe lijks voorstelbaar seizoen. Ik dacht er heel sterk aan om Ajax te verlaten en een ander club te gaan zoeken. Twee dagen na de zege maakte Michels bekend dat hij Barcelona ging trainen, en merk waardig genoeg ging het eventjes beter met mijn enkel, maar dat kwam waar schijnlijk door een andere verdoving. Ik heb nog heel lang veel last gehad van die blessure. Die spuit erin heeft natuurlijk geen goed gedaan; de boel binnenin allen nog meer kapot gemaakt. Maar, wat het zwaarst is moet ook het zwaarst wegen, ik moest toch zonodig? De winst van die allereerste cup werd natuurlijk uitbundig gevierd en de verdoving bestond deze keer uit te vaak te proosten. Het was de eerste internationale triomf. Wie had toen ooit gedacht dat Ajax er nog vier zou winnen? Eenmaal terug in het hotel mochten we bij onze vrouwen slapen. Dat was ons wel eens verboden tui een, volgens Michels, stomme neder laag. Maar wat gebeurde? Mijn vrouw en ik moesten één kamer in het hotel delen metMaja en Wim Suurbier. De rest lag met z'n tiveeën op een kamer. Natuurlijk heb ik iedereen vervloekt en gebeld, maar alles lag al zijn roes uit te slapen. Terug in Amsterdam zijn wij op het bal kon van de schouwburg op het Leidse- plein gehuldigd door de supporters. Ik kan mij herinneren, alsof het een haar scherpe foto is, dat de stenen uit de stra ten en het plein waren verdwenen. Ik heb alleen maar hoofden, schouders en armen gezien van zeker tweehonderd duizend stapeldolle mannen, vrouwen en kinderen. Die waren gekomen om de Cup te zien en de spelers toe te juichen. Daar speelden die goal en die voorzet ook een grote rol in. Die actie is nog heel vaak herhaald op televisie en is jaren lang tussen Dick en mij gebruikt om elkaar te voeren. Dick zei dat ik die voor zet verkeerd had geraakt en dat hij er nog wat van heeft gemaakt. Ik riep altijd tegen hem dat hij die bal volkomen ver keerd tegen zijn kop had gekregen. Meestal keek ik zonder veel belangstel ling naar dat moment. Wat geweest is, is voorbij, kan Cruijjf gezegd hebben. Ik zal proberen om in drie zinnen uit te leggen hoe het is gegaan. Om nog weer eens te bevestigen dat techniek en sim pele handelingen veel meerde basis zijn dan welke bedachte manier van voet ballen dan ook. Ik was in ieder geval mijn tegenstander letterlijk een stap voor, waardoor ik hem kon verrassen en er schijnbaar moeiteloos meteen schijn beweging langs gleed. Dat kwam omdat ik die zuivere pass van Hulshojfmet bui tenkantje rechts meenam en, zonder een extra stap, meteen mijn back op het ver keerde been kon zetten. Je weet wel, drei gen om binnendoor te gaan en dan bui tenom met de bal. Op die voorzet met kopbal hebben wij jaren getraind en dat kwam er toevallig deze wedstrijd einde lijk eens uit. Als je denkt dat ik lieg, ja, dan heb je gelijk. Natuurlijk is iedereen vergeten dat Ajax de torenhoge favoriet was, Panathinai kos was als de grote verrassing in de finale verzeild geraakt. Na nog twee fan tastische jaren viel het team uiteen, het nederlandse voetbal stond hoog op de Europese ladder. Aan het eerste Ajax- sprookje was een einde gekomen. Ook al eindigde de finale voor Panathinaikos in een deceptie, reden om de eindstrijd van 1971 uit hun geheugen te bannen, is dit geenszins: „Ik kan me elk detail van de wedstrijd herinne ren. Daar heb ik geen videoband voor nodig", meldt Kamaras. „Het is één van de meest waar devolle momenten van mijn voetbalcarrière geweest. Ik ver geet nooit hoe Johan Cruijff ver- Takis Oikonomopoulos

AJAX ARCHIEF

Ajax Life (vanaf 1994) | 2000 | | pagina 6