'Het vuur zat er bij mij niet meer zo in'
VAKANTIE
A-DIPLOMA
maatregelen te nemen, is niet streng genoeg. Dat is in
alle geledingen het geval. De afstand is groot gewor
den, de liefde is minder. Ik heb geprobeerd om in de
Arena wat sfeer te maken door het ophangen van
vaantjes, foto's van spelers en triomfen, om er nog iets
te creëren van de sfeer van De Meer."
Dat hadden anderen nooit opgehangen?
„Nee, ik heb er zelfs moeite voor moeten doen om het
zover te krijgen. Maar of je ooit de Ajax-warmte weer
krijgt, ik weet het niet. Het is een hele rare wereld
geworden, waar geld te belangrijk is. Dat is moeilijk
voor iemand zoals ik, die doorwrongen is van de Ajax-
opleiding. Met liefde voor de club."
Ben je blij datje de beslissing om te stoppen al halverwege het
seizoen hebt genomen?
„Ja, heel blij. Niet dat ik verslapte met mijn werk, de
geblesseerde Vierklau wist nog wel dat ik er nog tot
het laatste was, maar het gaf me rust. Ik zie er niet
tegenop om te stoppen. Ik heb al plannen gemaakt om
veel te gaan lezen (boeken, plakboeken) en video's te
gaan bekijken. Op uitnodiging van de Arena gaan Til en
ik de EK-wedstrijden bezoeken. Daarna gaan we naar
ons huisje in Frankrijk om lekker uit te rusten. Je kunt
Til, je vrouw, zei me wel dat ze het eeuwig zonde vindt dat je
nooit je A-trainersdiploma hebt gehaald. Zo blijf je toch altijd,
met alle respect, 'assistent'.
„Daar heeft ze gelijk in. Ik was ermee bezig, had nog
drie maanden te gaan, maar Michels, die toen interim
trainer was, had me nodig. Dus stopte ik. Siem Plooyer
van de trainerscursus wilde me bijna Zeist uitschop
pen, zo'n klootzak vond hij me. Maar ja, de liefde voor
de club, hè. Aan de andere kant: misschien was ik dan
wel ooit hoofdtrainer van Ajax geworden. En hoofdtrai
ners blijven nooit langer dan een paar jaar en dan had
ik dus ooit weg gemoeten bij mijn club. Maar ik ben wel
stom geweest dat ik nooit mijn hoogste diploma
gehaald heb."
Je bent dus altijd assistent gebleven. Voor een Amsterdammer
een bescheiden positie.
„Ik noem het een dienende functie. In de kleedkamer
zorgde ik voor de Amsterdamse humor, waarmee ik ze
prikkelde. Tijdens de revalidatietrainingen vonden de
spelers me een klerelijer, maar nadat ze weer konden
voetballen, waren ze blij met me. Ik zorgde ervoor dat
mijn hoofdtrainers, en ik heb er, dacht ik, zo'n vijftien
gehad, nergens anders dan aan voetbal hoefden te
denken. De hotels, de schoenen, de tenues, bij alles
zorgde ik ervoor dat de hoofdtrainer zich alléén maar
rustig zeggen dat ik 32 jaar met mijn billen tegen
elkaar heb gelopen. Wat had je nou aan vakantie? Drie
weekjes maar en dan kwam ik al een week eerder
terug, want de nieuwe kleding kwam eraan."
Ben je niet bang voor een terugslag?
„Nee, nee, nee. Het enige dat je in de gaten moet hou
den is dat je niet wegslaapt, dat je niet meer in bewe
ging bent. De spelers waren altijd kapot van een revali-
datietraining, maar ik was dat net zo. Ik ging niet voor
niets elke avond om half elf naar bed. In mijn begintijd
was ik al kapot, want toen deed ik onder Michels, de
beste leermeester aller tijden, nog mee met partijtjes
op het veld. Discipline erin brengen. En toen trainde ik
ook nog de jeugd en de amateurs. We hadden veel
meer elftallen en veel minder trainers en masseurs. Je
liep zelf met het waterzakje het veld in. 's Morgens om
negen uur was je in De Meer. Rinus en assistent Han
Grijzenhout waren er dan al. Je besprak alles, zette het
trainingsveld uit. 's Avonds had je dan de jeugd. Om
half elf was ik pas thuis. En nooit een wanklank, want ik
deed het graag."
Had je niet liever meer tijd aan je gezin besteed?
„Gelukkig heb ik een vrouw die ook uit de Ajax-familie
voortkomt. Anders had ik deze carrière nooit kunnen
maken. Ik had ooit naar Frankrijk gekund, maar ik heb
het nooit gedaan. Als ik wel was gegaan, had ik nooit al
die prijzen gewonnen."