MONUMENTEN
MICHAEL VAN PRAAG,
AJAX
OVER EEN MOMUMENT
DE BESTE VOORZITTER VAN DE WERELD:
AJAX-ETIQUETTE
13
De Meer is niet meer. Na ruim 62 jaar gaat één van 's we
relds beroemdste 'voetbalhuizen' tegen de grond. De
Ajax-familie kiest een andere behuizing, aangepast aan de
rijzende ster en de eisen die deze tijd nu eenmaal stelt. Maar
de rijke historie van Ajax ligt voorlopig nog in die creatie van
architect Daan Roodenburgh. Alle mooie herinneringen gaan
terug naar de Middenweg 401Daar werden immers wereld
sterren geboren, daar won de triomf het van de tragedie,
daar kwamen dromen uit, daar klonken de mooiste suppor
tersliederen, daar werden de mooiste goals gescoord, ja daar
voelden velen zich thuis. De Ultra-moderne Amsterdam
ArenA past uiteraard beter bij het huidige Ajax. Hoogstaan
de architectuur bij hoge-schoolvoetbal, een top-lokatie bij
een topclub, high-tech bij technisch voetbal. Het ontbreekt
spelers en supporters aan niets in de ArenA, op één ding na:
roem. Het is dan ook de grootste uitdaging waar de
AFC Ajax Amsterdam zich de komende decennia voor
gesteld weet: dezelfde rijke historie schrijven als in De
Meer. Schuifdak, video-wall en computer-gestuurde
rasmat ten spijt, voetbalhistorie wordt alleen geschre-
In door mensen. Steunpilaren die de club in voor- en
tegenspoed trouw blijven.Van die 'monumenten' van
vlees en rood-wit bloed. Zij maakten van De Meer een
monument. Het zijn er in 62 jaar velen geweest. Ajax-
Life verzamelde links en rechts reacties en gevoelens
van oer-Ajacieden over de sluiting van hun tweede huis.
Niet alleen van Godenzonen, maar ook van die noeste
werkers achter de schermen. Het is slechts een wille
keurige greep uit een oneindige lijst.
„Door De Meer kun je Ajax een topclub met een huiskamer
sfeer noemen. En die sfeer moet er altijd blijven, ook in het
nieuwe stadion. Het is die kneuterigheid die ik zal missen:
een simpel gebouw en een paar veldjes. Maar Ajax moest
verhuizen omdat de situatie ronduit schandalig is, een top
club onwaardig. Wil je de aansluiting bij de europese top be
houden dan is een groot
modern stadion pure
noodzaak."
Door Math Wijnands
Bij arbitrale dwalingen of uitermate slecht
Ajax-voetbal was tot 1981 het zitkussens
gooien voor dergelijke Ajax-supporters op
de zittribune hét middel om de onvrede te
uiten. Pas in de jaren negentig sloeg de
houding van het Ajax-publiek om in een
bijna EO-achtige blijheid. Maar dat kwam
misschien omdat het aantal van buiten de
stad komende mensen nóg meer was ge
stegen.Voor hun was een wedstrijd van
Ajax een dagje uit, en dagjes uit behoren
gezellig te zijn.
Een kenmerk van het Ajax-publiek is altijd
de adremheid geweest. In het knusse sta
dion konden de spelers gemakkelijk de
kreten vanaf de tribunes horen. Donald
Feldmann was tussen 1957 en 1962 een
echte publieksspeler. De aanvaller was een
pingelaar pur sang, die niet altijd goed in
de gaten had wat rond hem heen gebeur
de. Ooit dribbelde hij zolang door, dat hij
pas meters buiten de lijn in de gaten had
dat hij zijn actie veel te ver had doorge
voerd. Een toeschouwer op de staantribu-
ne riep daarop tegen een bij het hek staan
de suppoost: „Als ie nou weer zo ver
loopt, doe jij dan vast het hek open, want
volgens mijn wil die jongen de Middenweg
op met de bal."
In de jaren tachtig zat een man op de
hoofdtribune die bij iedere dubieuze uitbal
riep „Ajax gooit altijd". Ook moesten de
spelers aan de strakke Ajax-voorwaarden
(alles op techniek) doen. Hans Werdekker
werd in 1988 van Willem II overgenomen.
In één van zijn eerste wedstrijden in 'De
Meer' trapte de arme verdediger de bal in
een moeilijke situatie bijkans het stadion
uit. Een oudere Ajax-supporter stond op,
zette de handen aan de mond en wees de
aankoop even op de Ajax-etiquette. „Zeg
Werdekker, je speelt nu bij Ajax en dat
doen we hier niet."
De adoratie voor technisch verfijnd voet
bal steeg in het Ajax-stadion bij Piet Keizer
enTscheu-La Ling tot grote hoogte. Bei
den waren door hun superieure grilligheid
echte publieksspelers. De adoratie voor
pingeldoos en mooi-weervoetbaler Ling
kende eind jaren zeventig, begin jaren tach
tig een hoogtepunt bijna geen grenzen.