TOCH GOOIT HU ER REGELHA|j|§MET DE
DIPPIE
wennen, vooral als ze niet uit de buurt ko
men. Als een Brabander hier komt voet
ballen is het al anders. Neem nou Arnold
Scholten. Met alle respect voor die jongen,
maar het eerste seizoen dat hij bij Ajax
was, deed hij zijn mond nooit open. Op
een gegeven moment vroegen we ons af of
hij wel kon praten. Maar na een tijdje ging
het beter. In zijn tweede en derde jaar
kwam hij óók ineens scherp uit de hoek."
Silooy vindt het zeer belangrijk dat de
sfeer goed is in een ploeg. "Als de stem
ming goed is, ben je bereid om een meter-
tje harder voor elkaar te lopen. Een gezel
lige sfeer buiten het veld vertaalt zich naar
prestaties in het veld. Als ik zie dat de
ploeg in een dippie zit, probeer ik ze eruit
te trekken door wat te dollen."
"In mijn begintijd bij Ajax-I hield ik me
overigens wat meer rustig. Ik kwam in
1981 tussen grote jongens als Lerby en
Cruijff en dan hou je je als broekie toch
wel even stil. Toen was ik ook vaak het
slachtoffer. Ik ben wel eens een sloot inge
gooid tijdens een visdag. Later kreeg ik
nog een pistooltje van de spelers. Nee,
geen echte, wat denk jij wel! Schippie en ik
waren constant aan het ravotten in het
spelershome, het leek soms net een wes-
Een druilerige zaterdagochtend in Amster
dam-Oost. Het is een drukte van belang in
en rond het Ajax-stadion. Een aantal selec
tie-spelers traint, tienermeisjes wachten
ongeduldig op 'hun' jongens en de vaste
kliek oude mannetjes schuilt voor de re
gen. Binnen, in het spelershome van Ajax,
is het óók oppassen. Ajax-Life heeft een
afspraak met Sonny Silooy, de practical jo
ker van de selectie. De door ondergete
kende mee naar binnen genomen vouw
fiets wordt dan ook geen moment uit het
oog verloren. Op het eerste gezicht lepelt
Silooy weliswaar geduldig een bordje soep
naar binnen en stuurt hij de verslaggever
kalm naar de aan het spelershome gren
zende Aspa Foyer ("ik kom zo"). Maar wij
weten beter. Die fiets mag onder geen be
ding alléén met Silooy gelaten worden. De
tweewieler verhuist mee naar de belen
dende ruimte.
Vijf minuten later. Sonny Silooy komt met
zijn fris geknipte koppie grijnzend de Aspa
Foyer in en wijst op de fiets. Ah, nü gaat
het gebeuren. "Je hebt geluk dat je die fiets
niet in het spelershome hebt laten staan.
Anders hadden we hem zeker verstopt."
Humor is een wezenlijk onderdeel van de
Ajax-cultuur zegt Silooy. "Bij ons is het al
tijd dollen. Niet op het veld hoor, maar in
de kleedkamer en spelershome. Voor
sommige nieuwe jongens is dat wel eens
tern. En dus kregen we een klapperpis
tooltje. Tegenwoordig is dat overigens an
ders. De jonge jongens hebben nu al een
grote mond terug. Die zijn net zo gevat als
de meer ervaren spelers."
"Welk soort humor wij hebben? Ja, typi
sche voetbalhumor en die gaat altijd ten
koste van een ander. In de tijd van Rob de
Wit, halverwege de jaren tachtig, werden
geregeld stropdassen en sokken afgeknipt.
Maar daar moet je wel bij oppassen. Een
grapje moet leuk zijn, maar mag niet te
lang duren. Ik heb de neiging om 's mor
gens vroeg nogal luidruchtig te zijn. Ik zit
dan vol met babbels. Stanley Menzo kon
daar niet tegen, die wil op zo'n tijdstip
rust om zich heen. En daar hield ik echt
wel rekening mee. Bij Stanley hield ik me
koest. Maar niet altijd, hoor! Mijn grapjes
zijn namelijk altijd leuk, ha ha ha!"
Silooy kan het niet nalaten om toch nog
even een geintje te maken. En dat terwijl
zijn eigen positie binnen Ajax nou niet be
paald tot lachen uitnodigt, of het moet zijn
uit leedvermaak.
Na zijn terugkeer bij Ajax in 1989 is Silooy
aan het kwakkelen geslagen. Hij rolde van
de ene blessure in de andere, zag nieuwe
verdedigers opstaan (Frank de Boer en re
centelijk Michael Reiziger) en was eigenlijk
nooit voor een lange periode zeker van
een basisplaats. Onder Leo Beenhakker en